Ik zie mezelf nog staan in de hal van het gemeentehuis. Drie dagen na de bevalling. Ik ben duizelig. Het klamme zweet breekt me uit en ik sta wankel op mijn benen. Eigenlijk ben ik veel te zwak. Maar ik wil dit doen. Ik móet dit doen.

We hebben een afspraak, mompel ik tegen de receptionist. Ik krijg het niet over mijn lippen om te zeggen waarvoor. We worden doorverwezen naar de wachtruimte. Gelukkig, dan kan ik even zitten. Al snel komt een ambtenaar ons halen. We worden een kamertje ingelaten. Hij condoleert ons.

De dag ervoor voelde ik opeens dat ik dit moest doen. Ik had altijd gedacht dat het niet nodig was. Nee sterker nog, dat het niet mogelijk was. Dat het niet kon en niet hoefde. Ik ging bellen: “We zijn na 21 weken zwangerschap ons dochtertje verloren, ik wil haar registeren. Wat is er mogelijk?” Degene die de telefoon beantwoordt weet het niet. Ik zal teruggebeld worden. De ambtenaar die me terugbelt, legt uit dat registeren in het bevolkingsregister niet mogelijk is. Onze dochter leefde namelijk niet meer bij haar geboorte. Maar we kunnen wel een akte levenloos geboren kind krijgen. Als we dat willen tenminste. En natuurlijk willen we dat. Alles is beter dan niets. Ik wil dat ze bestaat. Ik wil iets tastbaars, ‘bewijs’. Ik wil dat onze kleinkinderen ook ergens kunnen zien dat opa en oma een dochter hadden. Ik wil niet dat ze straks met ons verdwijnt. Alleen maar omdat ze veel te vroeg is geboren en te klein was om de heftigheid van de bevalling te overleven. Te klein en te kwetsbaar om nog één keer adem te halen nadat ze geboren werd.

We hebben haar vastgehouden. Een mini-mensje. Helemaal compleet. Ze was echt. Ze heeft een naam. Ze hoort bij ons.

En daar zitten we dus. In een sfeerloos kamertje van de gemeente. We halen de papieren erbij die het ziekenhuis ons meegegeven heeft. De ambtenaar bekijkt ze. Het juiste formulier zit er niet bij. Ook dat nog. Bureaucratie ten top op dit moment. Gelukkig blijkt de ambtenaar een mens en gaat voor ons bellen. Ondertussen zitten wij doodstil samen in dat kamertje. Mijn man bladert door oude tijdschriften en wilt het liefst zo snel mogelijk hier weg. Ik staar naar een tafeltje met half afgemaakte kleurplaten en een allegaartje aan kleurpotloden zonder eigenlijk echt iets te zien.

Een kwartier later is het voorbij. Voor ons ligt een A4. Een akte levenloos geboren kind. Opnieuw staar ik zonder echt iets te zien. Ik vraag of Benthe bijgeschreven kan worden in ons trouwboekje. De ambtenaar aarzelt. Niet bij de kinderen… Wel kan hij haar bij de overleden personen zetten. Opnieuw denk ik: “alles beter dan niets.” Met een dikke paarse pen schrijft hij haar naam op de bladzijde achterin het boekje. Ik barst bijna in tranen uit. Dat had ik ook zelf wel kunnen doen. Netter, mooier en respectvoller dan dit. Eigenlijk ben ik kwaad, maar ik ben te moe, slap en verdrietig om daar nu iets mee te doen. We pakken ons trouwboekje en akte op, geven de ambtenaar een hand: “dank u wel voor uw hulp.” Ik red het nog net tot de auto. Thuis kruip ik in bed en huil tot ik in slaap val.

Het is ruim drie jaar later. Ik open mijn Facebook en zie meteen het bericht bovenaan mijn tijdlijn: GROOT NIEUWS, datum bekend BRP-registratie. Het is erdoor: de wetswijziging. Vanaf 4 februari 2019 mag Benthe ook op papier officieel onze dochter zijn. Ik krijg kippenvel en doe het enige wat ik nu kan doen: ik huil, van blijdschap.

Klaartje Lee-Stemerdinkis zelfstandig ondernemer en getrouwd met Jay. Na tien jaar hormonen en hoop moeder is zij moeder van Thomas (2013) en Benthe* (2015).