It takes a village to raise a child.

Een spreekwoord dat vaak wordt gebruikt na de geboorte van een baby. Je zou een dorp nodig hebben om een kind op te voeden in een veilige en gezonde omgeving en ter ondersteuning van de moeder.

Maar als je kindje niet levend mee naar huis komt, dan is dat dorp ineens nergens te bekennen. Er is immers geen kind om op te voeden.

Na het overlijden van Saar had ik geen behoefte aan contact met wie dan ook. Ik had recht op kraamzorg, maar waarom zou ik een wildvreemde over de vloer willen hebben in de meest kwetsbare periode van mijn leven? Zodat ze een ontbijt voor mij kon maken? Nee, bedankt. De eerste weken heb ik amper gegeten, en wat ik at smaakte niet. Laat die kraamhulp maar naar een vrouw gaan die wél van dit ontbijtje kon genieten.

Het liefst zat ik onder mijn deken op de bank, dicht tegen Robin aan en samen keken we naar wat hersenloze programma’s. Naarmate de dagen verstreken kwam er ook wat meer bezoek langs. Voornamelijk familie, maar ook vrienden. We kregen ook zo veel whatsappjes. “Ik vind het zo erg voor jullie, als ik iets kan doen moet je het laten weten, hoor!” is iets wat we heel vaak kregen. Maar wat konden ze doen? Niemand kon de pijn wegnemen en niemand kon Saar terugbrengen.

Op advies van de artsen heb ik na mijn bevalling een aantal gesprekken gehad met medisch maatschappelijk werk. Hier kon ik mijn rauwe rouw delen. Daar kwam wel in naar voren dat ik mij vooral heel eenzaam voelde. Er wordt niet zo open gesproken over verlies in de zwangerschap en iedereen maakt dit ook op een hele andere manier mee. Robin ging bijvoorbeeld ook heel anders om met het verlies dan ik dat deed.

Er werd wel snel duidelijk dat wij misschien geen dorp om ons heen hadden om te helpen met het opvoeden van ons kindje, maar we hadden wel een mini dorp dat ons hielp met rouwen. Vrienden die ver weg woonden verrasten ons door een uitgebreide maaltijd bij ons te laten bezorgen. Ouders zorgden voor een gevulde koelkast en kwamen twee uur op en neer gereden als wij alleen al behoefte hadden aan een stevige knuffel. Een vriendin kon ik echt dag en nacht bereiken met al mijn verdriet. En andere vrienden waren er altijd als we daar behoefte aan hadden.

Wij hebben Saar de dag voor oudjaar begraven en hadden voor oud en nieuw al afgesproken met onze beste vrienden. Dit hebben we door laten gaan, want het alternatief was samen somber op de bank zitten met alle tijd om na te denken. Deze vrienden snapten dat we niet zo’n zin hadden in een enorm feest, maar wilde er wel voor ons zijn – juist ook nu. Dus hebben we samen gelachen, gehuild en veel gepraat. Maar bovenal hebben we met elkaar een rot jaar afgesloten en zijn we een jaar begonnen dat alleen maar beter kon worden.

Ik heb mij enorm gesteund gevoeld nadat mijn beste vriendin zei dat ik het altijd over Saar mocht hebben. Zij voelde aan dat ik bang was dat Saar vergeten zou worden en dat ik mij bezwaard zou voelen om het eindeloos over mijn verdriet en het gemis te hebben. Dit heeft mij enorm geholpen, want ik voelde mij inderdaad bezwaard. Nog heb ik het regelmatig met haar over Saar en hoe ik het leven weer oppak. Maar ook over hoe ik mij soms schuldig voel, nu ik doorga in het leven.

In de meest donkere periode van je leven vallen lichtpuntjes extra op. Wij hebben enorm veel steun ervaren van mensen om ons heen. Het eenzame gevoel bleef voor mij, maar mensen konden mijn verdriet wat lichter maken. It takes a village to raise a child, maar ik denk dat je dat dorp harder nodig hebt als je rouwt om het verlies van je kindje.

Tamara

Over Tamara

Tamara (1995) is samen met haar man Robin ouders van Saar* (23-12-2020) en Gijs (26-02-2022). Woont al ruim acht jaar in Tilburg maar blijft altijd die ene van boven de rivieren. In de nieuwe versie van zichzelf zijn verdriet en vreugde onlosmakelijk met elkaar verbonden.