Vannacht liep vader Beer door het bos. Hij kon niet slapen en ging naar buiten, naar het donkere bos. Hij liep zo ver, dat niemand hem meer kon zien. Op een omgevallen boomstam plofte hij neer. Het was stil en koud. Beer boog zijn kop en sloeg zijn poten voor zijn ogen.

Hier kan ik huilen, dacht Beer. Hier ziet niemand mij. Het duurde maar eventjes, hij kon eigenlijk niet zo goed huilen. Als beer wilde hij altijd sterk zijn. Sterk voor zijn vrouw, sterk voor de andere beren en sterk voor zichzelf. Zijn vrouw liet haar tranen makkelijker aan hem zien. Vader Beer gedroeg zich als een sterke beer. Uit liefde voor zijn vrouw. Diep vanbinnen huilde hij even hard mee, maar liet dat niet merken. Het zou zijn vrouw nog verdrietiger maken, dacht hij.

‘Joehoe, oehoe!,’ klonk er opeens. Beer keek om zich heen, maar zag niets. ‘Hier, boven je!’ Beer keek omhoog. ‘Joe, ik ben meneer Uil.’ ‘Oh, eh, hoi…, ik ben meneer Beer,’ bromde vader Beer. Hij voelde zich betrapt. Zwijgend keken de dieren elkaar aan. ‘Zeg, wat brengt jou hier op dit tijdstip in het bos?’ vroeg meneer Uil. ‘Tja, nou, haha, je hebt geen idee wat je vraagt… Wil je het echt weten?!,’ hakkelde Beer. ‘Als je het wilt zeggen, luister ik graag naar je, wat er ook is,’ antwoordde Uil.

Beer ging rechtop zitten, klaar om te vertellen. ‘Op een dag waren we heel blij, omdat we babybeertjes zouden krijgen. We kochten kleertjes en bedjes en droomden over hoe het leven met hen zou zijn. Hoe we voor hen zouden zorgen. Maar plotseling ging het mis. De beertjes werden te vroeg geboren. Ze waren zo klein, dat ze niet konden ademen. Ze leefden niet meer. De bedjes bleven leeg. Mijn vrouw en ik bleven alleen achter.’

Beer stopte even met praten. Uil keek hem afwachtend aan. ‘Ik weet het soms gewoon niet meer,’ zuchtte Beer. ‘Ik doe mijn best er nog iets van te maken, maar ja…’ Zijn lip trilde. ‘We missen de kleintjes enorm en het is zo oneerlijk. Ik ben niet alleen verdrietig, maar ook boos dat het zo gelopen is. Hoe moet het nu verder?’ Hij keek naar boven. Meneer uil zat zwijgend te luisteren. Peinzend keek hij het donkere bos in. Uiteindelijk keek hij Beer aan en zei: ‘ik heb daar geen antwoord op.’

Een stilte volgde. Beide dieren overdachten het verhaal van Beer. Uiteindelijk trok Uil zijn kop een beetje scheef, richtte zijn blik op Beer en zei: ‘Maar ik wil wel dat je mij nog vaak over je kindjes vertelt.’ Verrast keek Beer op. ‘Natuurlijk, met alle liefde,’ lachte hij, ‘het zijn immers mijn kleine beertjes!’ Beer gloeide van trots dat Uil alles over zijn beertjes wilde weten. Wat had hij hen graag eens meegenomen naar het bos. Hij miste hen ontzettend. Gelukkig kon hij bij Uil met liefde over hen praten. En als hij verdrietig was of boos, vond hij bij Uil troost.

Nooit had hij verwacht dat hij Uil zou tegenkomen deze nacht. Terwijl het donker was in zijn leven, keek er toch iemand naar hem om. ‘Ik ga weer naar huis, meneer Uil,’ zei hij, terwijl hij opstond. ‘Bedankt dat je naar mij wilde luisteren. Ik kom graag eens terug!’ ‘Geen dank,’ antwoordde Uil, ‘ik luister graag, dat zit in mijn aard. Ik houd de komende tijd een oogje in het zeil.’ Opnieuw keek hij hem met een schuine kop aan en gaf hem een vette knipoog, als teken van afscheid. ‘Joehoe, vader Beer!,’ riep hij. Beer keek naar boven en zwaaide met zijn poot: ‘Doei beste Uil, tot snel!’ En zo vertrok Beer weer uit het bos. Wat was hij blij dat hij Uil had leren kennen en dat hij bij hem zijn vaderhart kon uitstorten.

Hilco

Over Hilco

Hilco Scherrenburg (1991) is getrouwd met Gea (1994) en woont in Apeldoorn. In oktober 2021 is hij vader geworden van Samuel* en Matthias*. Hilco houdt van schrijven en wil daarmee ook de herinnering aan zijn zonen levend houden.