Geen woorden

Toen het ondenkbare gebeurde bestonden er nog geen woorden voor.

Het was ‘een teleurstelling’. Het was ‘niet goed gegaan, maar gelukkig kwam er vast snel een nieuwe baby’. Het was vast beter zo, er was vast ‘iets niet in orde met … het … eh…ermee’. Het was dan weliswaar niet meteen bij me weggehaald, maar niemand bood mij aan het aan te kleden, mee naar huis te nemen. Het leek een rimpeling in ons bestaan, tegenslag die het leven nu eenmaal bracht en waarmee je je beter niet te veel kon bezighouden. Het – dat was mijn kind, ons kind, het kind dat ons vader en moeder maakte. Onze dochter. Annemarie, zo zou zij geheten hebben.

1989 – een lange, warme zomer. Mijn zwangerschapsverlof was begin mei ingegaan en ik genoot van het wachten op de baby. In onze tuin aan de beek zat ik bij de klaterende waterval te dromen over de toekomst. Ik was niet alleen met verlof, ik had meteen mijn baan opgezegd. Ik zou iets anders gaan doen, al wist ik nog niet precies wat. Begin juli was ik uitgerekend. We vulden de avonden met lome wandelingetjes en bordspellen. In de scheefgezakte oude appelboom voor het raam van de babykamer zat een merel op haar nest te broeden. Vaak stond ik voor het raam, mijn handen om mijn buik en dacht: wie van ons zal als eerste moeder zijn?

Een week ging voorbij. En nog een week. Nog geen teken van een naderende bevalling. Zo hadden we mooi nog wat extra tijd om een jongensnaam te bedenken, want daar kwamen we maar niet uit. In die tijd was het nog heel gewoon dat je niet wist of de baby een jongen of een meisje was. Daarom was het nodig dat je 2 namen paraat had, die je angstvallig geheimhield.

De gynaecoloog raakte inmiddels wat geïrriteerd, want wat was dit: 42 weken zwanger en nog geen fysieke tekenen van een naderende bevalling? De baarmoedermond zat nog potdicht. “Klopt de uitgerekende datum wel, hebben jullie je niet gewoon een maand vergist?” sprak hij. “Eh, nee,” stamelden wij. Wat voelden we ons geïntimideerd door deze opmerking. Onze eerste ziekenhuiservaring!

We waren inmiddels in een soort vacuüm gegleden. Familie en vrienden durfden niet meer te bellen of langs te komen. Internet, e-mail en whatsapp bestonden nog niet. De stilte was geladen van spanning. Mij bekroop het rare gevoel dat het allemaal niet door zou gaan. Alsof de trein het perron voorbij gereden was. Ik wíst dat er een baby in mijn buik zat, maar als iemand had beweerd dat ik me vergist had, had ik dat geloofd. We begonnen behoedzaam om elkaar heen te bewegen, alsof we onzichtbaar wilden zijn. Onze ogen ontweken de blik van de ander, we deden nog maar een spelletje. Op donderdagavond, ik was inmiddels 43 weken zwanger, voelde ik dan eindelijk iets dat op een lichte wee leek. We keken elkaar weer aan, de hoop leefde weer op. Eindelijk begon het! De weeën kwamen onregelmatig en stopten ook weer. We liepen door het huis en daar, bij het raam van de babykamer, zag ik het: de mereljongen waren uit hun ei gekropen!

Ik legde mijn handen over mijn buik, mijn enorme buik. De baby bewoog hard en heftig. Was dit normaal? Even later werd het stil.

Doodstil.

We probeerden te slapen. De weeën kwamen niet meer. De stilte bleef. Ik sliep niet. Af en toe duwde ik zachtjes tegen mijn buik. Er kwam geen reactie. Ik weet nu dat ik het al wist, heel diep van binnen, daar waar geen woorden zijn. Ik wílde het niet weten, denk ik nu.

Het werd ochtend en de stilte was oorverdovend. Het leek wel of we bevroren waren. Rond 10 uur belden we de verloskundige. “Ik kom er zo aan,” zei ze. Het duurde nog een uur en daar kwam ze. Met een toeter op mijn buik zocht ze naar de harttonen van de baby. Het duurde lang. Ik was inmiddels uit mijn hoofd vertrokken, waarheen weet ik niet. “Tikt prima, hoor”, zei ze geruststellend. “Bel me gerust als er weer iets is”. ’s Middags was er nog niets veranderd en we dachten: is er nu iets of niet? Aan het einde van de middag kwam ze onaangekondigd langs. Bedaard zette ze de toeter weer op mijn buik. Ze ademde hoog, gek dat je dat merkt, ook hoe ze dat probeerde te verbergen. De harttonen bleken nu echt onvindbaar en verslagen zei ze: “Ik ben bang dat ik vanochtend jouw eigen hart gehoord heb. Ik ga het ziekenhuis bellen, voor een echo.”

Een echo. Het ziekenhuis. De woorden kwamen in flarden bij me binnen. Het duurde nog een tijdje voordat er mensen opgetrommeld waren in het ziekenhuis. Toen we konden vertrekken was het al avond. Ik, dat wil zeggen, mijn lijf, stapte in de auto. Maar mijn hart bleef achter, in het huis met de babykamer met uitzicht op de jonge merels.

Over Anneke

Anneke Catsburg (1964) werd in 1989 moeder van Annemarie*, die na 43 probleemloze weken in haar buik overleed. In die tijd was er nog weinig aandacht voor het verdriet. Later kreeg zij samen met haar man nog twee kinderen (1990 en 1993) en in 2020 een prachtige kleindochter. Anneke werkte in het volwassenonderwijs en was zelfstandig taaltrainer en tekstcorrector. Zij zorgt ervoor dat de blogs en brochures van Stille Levens foutloos de wereld in gaan.