Het spreekuur loopt uit. We nemen plaats in de wachtkamer twee. Ik ben een beetje opgelucht. In deze wachtkamer zitten niet alleen vrouwen met bolle buiken. De aanblik van vrouwen in blijde verwachting die nog eens over hun buik wrijven, vind ik steeds lastiger worden. Niet dat ik het ze misgun, maar ik had ook zo graag een zorgeloze zwangerschap gehad. En nog veel liever een gezond kind in mijn armen straks…

Vanochtend nog, toen ik even een kaartje ging kopen. Er kwam iemand van de fotostudio op me af. Met haar aller blijste gezicht en een mooie gezinsfoto in de hand vroeg het meisje of ik interesse had in een leuke aanbieding. Ze wees daarbij op mijn kleine, maar blijkbaar toch zichtbare, buikje. Auw, die foto gaat nog lang niet komen, dacht ik. Ze moest eens weten. Ik kon er nog net een ‘dank je’ uitpersen en liep gauw verder.

Kort daarvoor was ik in de winkelstraat al iemand van het zwangerschapszwemmen tegengekomen. Ze liep mij al tegemoet, een volle tas van een babywinkel pronkend aan haar arm. Haar jas hing open, want die kon niet meer dicht. Hoewel ik maar twee keer heb gezwommen, herkende ze mij. Maar voordat we elkaar passeerden, ben ik een willekeurige winkel in gevlucht.

Wat moest ik vertellen: mijn kind gaat dood. Hoe gaat het met jou?

Ik kan die verhalen over zwangerschapskwaaltjes en inrichten van babykamers even niet verdragen. Het is geen onwil, maar pijn. Pijn dat het bij ons niet zo mocht zijn.

Zo zijn er dagelijks vele confrontaties. Telkens word ik weer met de neus op de feiten gedrukt: die ander wel, maar jullie niet. Reclames, televisieprogramma’s, geboorte-aankondigingen, meldingen op Facebook. Zelfs van de ooievaars word ik emotioneel! Ben ik afgunstig of jaloers? Misschien, maar het duurt ook al zo lang.

Nu zitten we dus in de wachtkamer van de gynaecoloog-perinatoloog. Ik zie andere vrouwen nonchalant in een magazine bladeren, beleefde glimlachen met elkaar wisselen of praktische dingen bespreken met hun partner. Ik kijk Bart aan. Op weg naar het ziekenhuis was er nog niks aan de hand, maar zodra we in de wachtkamer zitten komt de spanning. Hij knijpt even in mijn hand. Hoe zou het vandaag zijn?  Al een aantal weken komen we hier twee keer per week voor een ‘groei-echo’. We weten alles over flow, lakes en hoeveelheid vruchtwater. Maar we komen ook omdat ik het geen fijn idee vind om met een dood kindje in mijn buik rond te lopen.

We worden door een andere gynaecoloog-perinatoloog binnengeroepen. Ze stelt zich voor en vraagt hoe het met ons gaat. Ik ben verrast door de vraag. Tot nu toe was alleen aandacht voor de ‘technische’ kant. Destijds was ons verteld dat we moesten wachten op de ‘vruchtdood’. Wat?! Dit is mijn Tijntje!

Als ik op de bank plaatsneem en het echo-apparaat glijdt over mijn buik, zie ik het meteen: het hartje klopt niet meer….. De tranen komen meteen. Dit is het moment waar we op ‘gewacht’ hebben. En hoewel we het al lang zagen aankomen, doet het ineens vreselijk pijn. Mijn Tijntje leeft niet meer. Mijn lieve jongen, wat ben ik trots op je. Je hebt het zo lang volgehouden. Ik ben zo verdrietig. Dit is de hardste confrontatie van vandaag.

Aukje Hilgers: leerkracht in het speciaal onderwijs, getrouwd met Bart en moeder van 3 mooie kinderen: Tijn*, Hidde en Tinne, die ik koester in mijn hart of met een dikke knuffel.