“Mag ik iets zeggen?”

Ze keek op van de foto’s die ik haar met bonkend hart had toevertrouwd. Niet alleen de foto’s van Jasmijn, maar ook die van Tijgertje. De foto’s die ik nooit met anderen deel omdat ze te intiem zijn. En omdat ik altijd bang ben voor de reacties. Tijgertje was zo anders dan haar grote zus Jasmijn en haar kleine broertje Quinten. Ze was zo klein. Niet zachtroze, maar dieprood. Volmaakt maar nog niet volledig af. Kwetsbaar. Zo van mij. Zo’n mooi kindje. Zo’n prachtig gezichtje. Als ik nu af en toe naar haar foto’s kijk ben ik iedere keer weer ontroerd door haar schoonheid.

Dat was anders toen ze net geboren was… Haar aanraken durfde ik nauwelijks, bang om haar tere huidje te beschadigen. Naar haar kijken deed me zo afgrijselijk veel pijn. Weer een kindje dood. Het was bijna ondragelijk wreed. Bovendien, de bevalling was heel zwaar geweest. Ik had liters bloed verloren, was met spoed geopereerd en ik was daardoor behoorlijk verzwakt. Door al die gevoelens vertelde ik eigenlijk altijd liever over haar, dan dat ik haar liet zien. Ik gaf mensen liever de mogelijkheid een sprookjesbeeld te vormen in hun hoofd van een vrolijk rondfladderend engeltje dan ze te confronteren met de rauwe waarheid.

Vandaag was het anders. Ik wilde dit graag delen, mijn vertrouwen schenken. Mijn trots laten zien. Het enige tastbare dat ik nog heb van mijn meisjes, gebundeld in een klein zilveren fotoboekje.

“Natuurlijk, je mag alles zeggen.”
“Ik vind haar wel minder een echt kindje dan Jasmijn en Quinten.”

Mijn adem stokte in mijn keel. Mijn baarmoeder verkrampte. Mijn hart begon te huilen.
“Oh ja, dat snap ik wel, hoor…” loog ik zogenaamd luchtig. “Ze was nog niet af….ze moest nog groeien natuurlijk…”. Ik pakte het fotoboekje uit haar handen en legde het terug in de kast, deurtje dicht. Het zou nog lang duren voor ik het er weer uit zou pakken.

Minder een echt kind…die woorden bevatten meer waarheid dan ik op dat moment kon bevroeden. Tijgertje was zo klein toen ze geboren werd dat leven buiten mij, al was het maar een fractie van een seconde onmogelijk was. Dus het was stil. Zij was stil. Stilgeboren. Haar zwangerschap had niet lang genoeg geduurd om haar te moeten of mogen aangeven. De dag na haar geboorte verliet ik verzwakt en verdrietig het ziekenhuis. Al mijn krachten had ik nodig om letterlijk en figuurlijk overeind te blijven. Ik had weer een dochter gekregen. Ik had haar gebaard. Ze bestond. Ze was dood, maar ze was er wel. Ze lag in een koelcel en ze zou straks naar Leiden gebracht worden om daar onderzocht te worden. Haar geboorte stond in mijn dossier. De verpleegsters wisten dat ze Tijgertje heette. We hadden haar bij haar naam genoemd toen we tegen haar praatten. Iedereen die het horen wilde had ik het laten weten; mijn tweede dochter heet Tijgertje. Ze leeft niet meer, maar ze is er wel. In mijn stoutste dromen had ik niet kunnen bedenken dat ze officieel niet zou bestaan….

Jaren later was ik bij de Burgerlijke Stand. Mijn Liefje en ik wilden ons geregistreerd partnerschap om laten zetten in een huwelijk. Ik vroeg of het mogelijk was alle kinderen in ons trouwboekje bij te schrijven. De dame achter de balie was druk met het uitvoeren van de hele procedure en kon zo snel niet al mijn kinderen vinden. Ze noemde alleen Jasmijn en Quinten. Ik liet het gaan, we hadden haast, ze zou wel verkeerd gekeken hebben, het zou nog wel een keer komen. Het had ook geen haast.

Een paar jaar later ontdekte ik pas, via Parool columniste Roos Schlikker dat mijn Tijgertje voor de wet helemaal niet bestond. Die mevrouw bij de Burgerlijke Stand had destijds dus wél goed gekeken. Ik kon het nauwelijks bevatten. Ik wilde het niet geloven maar het was waar. Volgens de wet was ik niet de moeder van Tijgertje. Zij was officieel een minder echt kind. Minder. Een. Echt. Kind.

Er ontstond een geweldig initiatief van een aantal fantastische moeders – onder andere Stille Levens ambassadeur Roos Schlikker en Stille Levens bestuursvoorzitter Jeannette Rietberg – om die wet aan te passen. De wet registratie BRP. Al onze kinderen hebben bestaan. Wij zijn hun moeders. Zij zijn onze kinderen en het was natuurlijk waanzin dat ze niet geregistreerd konden worden. Ik volgde Roos en Jeannette via social media op de voet en was een enthousiaste fan van hun actie. Ik heb daar waar ik kon mijn steun aan hen gegeven. Ik heb hardop gejuicht toen ze het voor elkaar hadden gekregen om de wet aan te laten passen. Maar toch…als mensen mij vroegen of ik mijn overleden kinderen zou gaan laten registreren twijfelde ik. Ik dacht het niet nodig te hebben. Ik wist al dat mijn kinderen mijn kinderen zijn. Alle zes. Dus wat zou zo’n registratie voor mij nou daadwerkelijk veranderen?

Het werd 3 februari 2019. Vanaf die dag was het mogelijk je doodgeboren kind op te laten nemen in de Basisregistratie Personen (BRP). Ik zag de eerste berichten binnenkomen. Ik las de verhalen en wist opeens heel erg zeker: dit wil ik ook! Zoals persweeën niet tegen te houden zijn, was dit gevoel ook niet te stoppen. Dit moest ik doen voor mijn kinderen, voor mezelf. En zo geschiedde.

Het was een mijlpaal in mijn leven. Op 5 februari 2019 liet ik mijn overleden kinderen opnemen in de Basisregistratie Personen. Het was het alsof ik opnieuw moeder werd van mijn kinderen. Ik droeg ze alle zes. Ik baarde ze alle zes. Ze lagen alle zes in mijn armen. Ze zitten alle zes voor eeuwig in mijn hart. Ik leef voor alle zes. Ik heb ze alle zes intens lief. Zij hebben bestaan en ik ben hun moeder. Officieel. Voor de wet. Niet minder echt, maar helemaal hartstikke echt!!!! Zes echte kinderen, één echte hele trotse moeder!

#GROOTgeluk

© Ellemijn Veldhuijzen van Zanten voor Stille Levens