Lieve Boris, we missen je iedere dag een beetje meer
Lieve Neva
Lieve Neva,
3 jaar…waar ik in die drie jaar nooit heb gedacht “wat als” of “hoe zou jij …?”, heb ik de laatste maanden vragen die door mijn hoofd schieten. Misschien komt het doordat ik sinds een paar weken een lief levend meisje in mijn armen heb. Een meisje met veel donker haar, net als jij.
Met lange vingers, net als jij.
Is haar lachje net als het jouwe zou zijn geweest? Zouden jouw ogen ook amandelvormig zijn? En net zo helder?
3 jaar … met zonder jou. Laatst heb ik voor het eerst je broertje echt verteld over jou. Verteld dat jouw voetafdruk aan een kettinkje om mijn nek hangt. Verteld bij jouw foto, dat jij zijn grote zus bent. Verteld dat jij dood bent.
3 jaar … Jouw “bestaan” krijgt steeds meer vorm in je fysieke afwezigheid. Het gemis wordt niet minder, het leven eromheen steeds voller en groter.
Wat voelde ik je duidelijk bij de geboorte van je kleine zusje. In me, op me, om me heen. Zo dichtbij. Wat was dat fijn, het gaf me kracht, de kracht die ik nodig had om je zusje geboren te laten worden. Het gaf vertrouwen. Het bracht ook veel tranen en veel gemis. Veel herinneringen aan toen, 3 jaar geleden in kamer 28.
3 jaar… zo kort geleden dat je uit mijn buik kwam, zonder huil, zonder bewegingen. Ik zag het niet, je was het mooiste meisje, zo mooi. En nu zie ik hoe levenloos je lijfje was. Maar je ziel leeft door. In ons gezin, in onze harten.
3 jaar gemis, 3 jaar pijn, 3 jaar liefde, 3 jaar met zonder jou. De liefde is grenzeloos, de liefde is tijdloos, de liefde is wat ons verbindt.
Voor altijd verbonden,
Je liefhebbende mama
Machteloos gevecht
‘We kunnen helaas niets doen.’
Als een keiharde dreun komt deze zin binnen. Ik denk: hoezo kunnen jullie niks doen? Jullie moeten ALLES gaan doen en wel NU! Al is de kans nihil, dan kun je achteraf nog zeggen: we hebben er alles aan gedaan. Maar er is geen redden meer aan. Onze kindjes zullen snel geboren worden, veel te vroeg en ze gaan het niet overleven. ‘We kunnen helaas niets doen.’ M’n hart krimpt ineen bij deze woorden. Ik ben me heel bewust van de lading van de boodschap. Niets roes, het komt direct keihard binnen. Ik heb nog nooit zo’n explosie aan verdriet, woede, frustratie, onmacht en angst ervaren als op dit moment. ‘We kunnen helaas niets doen.’ Ja maar, dat KAN NIET en dat MAG NIET! Naast mij zit mijn vrouw, tranen stromen onafgebroken over haar wangen, ze kijkt me verdwaasd en angstig aan. Ze zit in een roes. En zij zal straks moeten bevallen, maar dat mag nog niet. Dat mag nog niet, omdat de dood het dan wint van het leven. Maar toch gaat het gebeuren.
Een paar uur later wordt Samuel geboren. Tegen beter weten in wacht ik op zijn gehuil en bewegende armpjes. Maar hij blijft oorverdovend stil. Mijn hart breekt als ik hem zie. Mijn zoon. Ik wil hem pas over een paar maanden zien, levend en wel. Maar daar is hij al – ‘we kunnen helaas niets doen.’ Ik heb het gevoel buitenproportioneel gestraft te worden. Waarom worden wij zo hard getroffen? Moest Samuel daarvoor wijken?
Ik vind het oneerlijk en onrechtvaardig. Gelaten ondergaan wij alles, maar alles in mij schreeuwt: DOE IETS!! Ik wil dat de artsen ingrijpen, maar ik wil er ook zelf alles aan doen om het dan nog andere ongeboren kindje te redden en mijn vrouw te ondersteunen. Koortsachtig zoek ik naar iets om te doen. Ik ben immers naast echtgenoot nu ook vader geworden en ik wil mijn gezin beschermen. Terwijl ik zelf in de misère zit, wil ik niet bij de pakken neerzitten.
Het verlies van je kind is niet het uitgelezen moment om als man de held uit te hangen, om indruk te maken op je vrouw en je omgeving. Op het moment dat alles onder je voeten wegvalt, ben je niet persé op je best. Dan kan het slechtste in je naar boven komen. Maar parallel aan dat slechte kan ook het beste in je naar boven komen, met als kernwoord L I E F D E. De liefde voor Samuel en het andere, nog ongeboren kindje en de liefde voor mijn vrouw is de reden dat ik blijf bidden, blijf vechten, blijf zorgen en ook: blijf hopen.
In een crisissituatie kun je op verschillende manieren reageren. Vaak hoor je dat je dan vecht, vlucht of bevriest. Ik ervaar al deze reacties. Ik vecht, maar ik wil ook vluchten uit de situatie. Ondertussen onderga ik het ook gelaten en weet ik niet wat ik moet doen. Als pas na vier tergend lange, onzekere dagen ook Matthias stil wordt geboren, handel ik direct, haast routinematig. Ik vecht niet meer om onze zoontjes te redden. Ik bewaak hen wel als een trotse vader. En ik probeer te vechten en te zorgen voor mijn vrouw. De verpleegkundigen vinden dat ik rustiger aan moet doen. Ik probeer het, maar dat valt niet mee. Misschien vecht en zorg ik tegen beter weten in, maar ik doe het uit liefde. En dat blijf ik doen.
Ik zal je nooit
Ik zal je nooit meer is de titel van het boek dat mijn aandacht trekt in de boekhandel. Het gaat over rouw, uitgestelde rouw, over het verlies van een moeder.
Ik laat de volle boodschappentas op mijn voeten zakken, neem het boek in mijn handen en laat de woorden binnenkomen. Ik zal je nooit meer.
Nooit meer. Dat is rouwen, denk ik, pijn (ver)dragen om wat was, maar nooit meer zal zijn. Als je iemand verliest, kijk je achterom. Alles wat er was, wat je samen deed, is er niet meer en zal er niet meer zijn. Past in het schema ‘toen-nu-later’. Nooit meer.
Als je je kind verliest nog voor het geboren werd, heb je niet zulke herinneringen. Niet aan het eerste huiltje, de eerste blik, het eerste lachje en aan al die kleine en grote mijlpalen. Niemand die jouw kind gekend heeft, die weet hoe het at, sliep, lachte en speelde. Jij, alleen jij, weet hoe het in je buik bewoog en hoe je je daarbij een beeld vormde.
Bij dit verlies kun je niet echt achterom kijken. Er is geen ‘niet meer’, alleen een ‘niet’. Je rouwt dus eigenlijk niet over het verleden, maar over de toekomst. Toen-nu-later zijn op een vreemde manier met elkaar verknoopt. Dat is wat deze rouw zo eenzaam maakt en waarvan anderen geen idee hebben. Zij hebben misschien zelfs nog nooit iemand verloren en dus geen ervaring met dat ‘meer’. Laat staan dat ze ook maar iets aanvoelen van wat rouwen over de toekomst is. Zij denken dat jouw schema alleen een ‘toen’ en vooruit, ook een stukje ‘nu’ bevat. Maar niet te veel, anders ‘blijf je hangen in je verdriet’. Dat kun je hen niet kwalijk nemen, maar het is wel eenzaam en moeilijk. Want zelf heb je eigenlijk ook niet in de gaten dat je over de toekomst aan het rouwen bent. Maar op scharniermomenten in die toekomst wordt de rouw steeds weer levend.
Ik zal je nooit … (alles, groot en klein, lief en leed, blij en boos, hoog en diep, alles, alles waarin je dag in, dag uit moeder bent) Elke feestdag zonder haar, elke keer haar geboortedag, de dag waarop je een gezinsfoto maakt, haar eerste schooldag, Moederdag, Vaderdag, haar eerste diploma, studie, baan, vriendje, bruiloft, de dag waarop haar jongere zus een kindje krijgt…
Of is het zo dat je je aan die momenten vastklampt omdát je geen ‘toen’ hebt om over te rouwen? Ik weet het niet, maar wat maakt het uit. Er is geen goed of fout in rouwen.
Ik til de boodschappentas van mijn voeten en vol nieuwe inzichten vervolg ik, na 33 jaar, opnieuw mijn weg.
Al weer vijf jaar verder
Het is niet goed, maar het is goed zo
Vanochtend realiseerde ik mij ineens iets toen ik plaatsnam achter mijn computer. Met mijn dampende kop koffie in mijn hand kwam ineens het besef dat het dit jaar alweer vijf jaar geleden is dat Ivy geboren werd.
Er is veel veranderd in deze vijf jaren. Naast dat ik nog tweemaal moeder heb mogen worden, ben ik enorm gegroeid als persoon. Het accepteren van Ivy’s overlijden ging moeizaam, maar ik kan nu zeggen dat het voor iedereen in het verhaal écht beter is dat ze vanaf haar wolkje naar ons kijkt. Een baby die met 24 weken geboren wordt is echt nog heel erg klein en hoewel er altijd wonderlijke dingen gebeuren, blijft de kans op complicaties groot. De weg naar dit besef was niet gemakkelijk; ik heb uren doorgebracht op de het wereldwijde web, zoekend naar research papers van allerlei hooggeleerde artsen en specialisten, zoekend naar iets wat het makkelijker zou maken om te dealen met dit verlies. Stukje bij beetje kwam ik dichter bij dat punt: het is niet goed, maar het is goed zo.
Het gemis is niet langer allesoverheersend
De rouw voelt minder rauw, de scherpe randjes zijn er vanaf. Dat wil niet zeggen dat ik haar niet mis, integendeel. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet even aan haar denk. Maar het gemis is niet langer allesoverheersend. Er is ruimte voor meer: we vieren haar verjaardag met de kindjes. Ze mogen een taartje uitkiezen in de winkel (vaak zijn dat slagroomsoesjes met chocolade), ze mogen hun favoriete drinken halen (een pakje limonade) en daarna mogen ze thuis een klein cadeautje uitpakken. Zo is op Ivy’s verjaardag alles aanwezig: slingers, taart, limonade en cadeaus. Ivy is er ook bij, maar anders.
Vijf jaar geleden was alles anders
Ik voelde me schuldig als ik plezier maakte, vond het moeilijk om te genieten van dingen, was enorm jaloers op alle moeders die hun kindje wel konden zien opgroeien, kon in tranen uitbarsten als ik in de supermarkt zwangere vrouwen tegenkwam, of mensen met kleine baby’s. Ik heb zelfs een periode elke zwangere persoon die ik volgde op social media verwijderd, ik kon het niet aan. Nu weet ik dat het er allemaal bij hoort, dat al deze gevoelens helemaal normaal zijn, maar toen haatte ik mijzelf omdat ik dit allemaal zo voelde.
Met wat ik nu weet, zou ik dingen toen anders doen
Het verdriet was groot en ik had iemand nodig die zacht was, mild, bemoedigend. Ik was niet die persoon voor mezelf, ik was hard voor mezelf (“stel je niet zo aan”), ik haatte mijn lichaam (“je hebt zelf je baby vermoord, het is je eigen schuld”) en al deze dingen stonden het helingsproces enorm in de weg. Pas toen ik dit los kon laten was er plek voor meer dan de wrok en haat die ik voor mezelf voelde, er was plek om Ivy te laten leven in mijn hart en om manieren te vinden om haar deel te laten zijn van ons gezin zonder dat het alleen maar verdrietig voelt.
It takes a village
It takes a village to raise a child.
Een spreekwoord dat vaak wordt gebruikt na de geboorte van een baby. Je zou een dorp nodig hebben om een kind op te voeden in een veilige en gezonde omgeving en ter ondersteuning van de moeder.
Maar als je kindje niet levend mee naar huis komt, dan is dat dorp ineens nergens te bekennen. Er is immers geen kind om op te voeden.
Na het overlijden van Saar had ik geen behoefte aan contact met wie dan ook. Ik had recht op kraamzorg, maar waarom zou ik een wildvreemde over de vloer willen hebben in de meest kwetsbare periode van mijn leven? Zodat ze een ontbijt voor mij kon maken? Nee, bedankt. De eerste weken heb ik amper gegeten, en wat ik at smaakte niet. Laat die kraamhulp maar naar een vrouw gaan die wél van dit ontbijtje kon genieten.
Het liefst zat ik onder mijn deken op de bank, dicht tegen Robin aan en samen keken we naar wat hersenloze programma’s. Naarmate de dagen verstreken kwam er ook wat meer bezoek langs. Voornamelijk familie, maar ook vrienden. We kregen ook zo veel whatsappjes. “Ik vind het zo erg voor jullie, als ik iets kan doen moet je het laten weten, hoor!” is iets wat we heel vaak kregen. Maar wat konden ze doen? Niemand kon de pijn wegnemen en niemand kon Saar terugbrengen.
Op advies van de artsen heb ik na mijn bevalling een aantal gesprekken gehad met medisch maatschappelijk werk. Hier kon ik mijn rauwe rouw delen. Daar kwam wel in naar voren dat ik mij vooral heel eenzaam voelde. Er wordt niet zo open gesproken over verlies in de zwangerschap en iedereen maakt dit ook op een hele andere manier mee. Robin ging bijvoorbeeld ook heel anders om met het verlies dan ik dat deed.
Er werd wel snel duidelijk dat wij misschien geen dorp om ons heen hadden om te helpen met het opvoeden van ons kindje, maar we hadden wel een mini dorp dat ons hielp met rouwen. Vrienden die ver weg woonden verrasten ons door een uitgebreide maaltijd bij ons te laten bezorgen. Ouders zorgden voor een gevulde koelkast en kwamen twee uur op en neer gereden als wij alleen al behoefte hadden aan een stevige knuffel. Een vriendin kon ik echt dag en nacht bereiken met al mijn verdriet. En andere vrienden waren er altijd als we daar behoefte aan hadden.
Wij hebben Saar de dag voor oudjaar begraven en hadden voor oud en nieuw al afgesproken met onze beste vrienden. Dit hebben we door laten gaan, want het alternatief was samen somber op de bank zitten met alle tijd om na te denken. Deze vrienden snapten dat we niet zo’n zin hadden in een enorm feest, maar wilde er wel voor ons zijn – juist ook nu. Dus hebben we samen gelachen, gehuild en veel gepraat. Maar bovenal hebben we met elkaar een rot jaar afgesloten en zijn we een jaar begonnen dat alleen maar beter kon worden.
Ik heb mij enorm gesteund gevoeld nadat mijn beste vriendin zei dat ik het altijd over Saar mocht hebben. Zij voelde aan dat ik bang was dat Saar vergeten zou worden en dat ik mij bezwaard zou voelen om het eindeloos over mijn verdriet en het gemis te hebben. Dit heeft mij enorm geholpen, want ik voelde mij inderdaad bezwaard. Nog heb ik het regelmatig met haar over Saar en hoe ik het leven weer oppak. Maar ook over hoe ik mij soms schuldig voel, nu ik doorga in het leven.
In de meest donkere periode van je leven vallen lichtpuntjes extra op. Wij hebben enorm veel steun ervaren van mensen om ons heen. Het eenzame gevoel bleef voor mij, maar mensen konden mijn verdriet wat lichter maken. It takes a village to raise a child, maar ik denk dat je dat dorp harder nodig hebt als je rouwt om het verlies van je kindje.
Nieuwe angst
Ik dacht alles wel gehad te hebben, maar een nieuwe angst werd geboren
Zes jaar en zeven maanden zijn we verder na het overlijden van onze prachtige dochter. Zes jaar en zeven maanden waarin ik mijzelf opnieuw moest leren kennen. Mijn vriendschappen moest herontdekken. Afscheid moest nemen van de Sanne die ik ooit was. Een nieuwe Sanne moest opbouwen uit steentjes, waarvan het cement maar niet leek te blijven plakken. Nog altijd zitten er gaten in mijn muren en verlies ik onderweg weer stenen die ik weer met iets anders moet opvullen.
Zo langzamerhand dacht ik alles wel gehad te hebben. Angsten die ik heb, zijn soms op de voorgrond aanwezig en soms ebben ze een beetje weg, maar echt nieuwe angsten kwamen er niet meer bij.
Tot ik afgelopen weekend naar een theatervoorstelling ging. Ik dacht naar een grappige voorstelling te gaan, met humor en hier en daar een traan. Maar dit bleek een voorstelling te zijn, waarin iemand ging dementeren en de dood van zijn kind begon te herbeleven. Hoe vaker de naam van het kind genoemd werd, hoe bleker ik werd. De tranen begonnen te prikken. Ik probeer ze weg te vegen, maar er was geen houden meer aan. Een nieuwe angst werd geboren…. Want wat, als ik ook ga dementeren en de alle realiteitszin verlies? Wat als ik alles opnieuw moet beleven? De angst, de onzekerheid, de onmacht en vooral de snijdende pijn? De alles verterende pijn van het verlies van ons mooie, prachtige, volmaakte meisje. Nee, dat wil ik niet.
Uit alle macht probeer ik alles te relativeren. Dit hoeft mij niet te overkomen. Het verhaal is fictie. Er komt geen dementie voor in mijn familie. Wellicht word ik niet eens zo oud dat ik ga dementeren.
Ik vraag mij voor de zoveelste keer af of ik zelf bang ben voor de dood. Ik realiseer mij dat ik dit niet ben, maar dat het mij wel fijn lijkt dat ik dan weer samen ben met Juliëtte*. Maar op het volgende moment bedenk ik direct vol schuldgevoel dat ik voor altijd hier wil blijven, met mijn levende kinderen. Ze zijn het licht in mijn leven. Voor hen wil ik al mijn pijn dragen, maar toch neemt soms de angst, met alle gedachten en tranen die daarbij horen, de overhand. Ik kan gewoonweg niet stoppen met huilen.
Zes jaar en zeven maanden gevangen in mijn eigen verdriet. Soms zijn de dagen zo ontzettend zwart, dat ik het roze gewoonweg niet meer zie.
Op het moment dat ik dit schrijf regent het hard. Heel hard. Ik zie het als bevestiging. Ik hou ervan als het regent als ik in mijn diepste verdriet zit. Dan is het toch net wat draaglijker… de wereld lijkt mee te huilen en zo voel ik mij iets minder alleen in mijn rouw. Ik wil mijn verhalen altijd met een positieve noot afsluiten, maar vandaag lukt dat niet. Er komt gewoonweg geen positief woord in mij op. Voor nu besluit ik dat soms het hebben van verdriet er ook maar even mag zijn en dat het morgen vast weer lichter wordt.
Verdriet van lang geleden (2)
Fantoomgevoel
Ben je een ledemaat kwijtgeraakt? Dan kan het zomaar gebeuren dat je overvallen wordt door fantoomgevoelens. Je voelt dan warmte, tintelingen of jeuk in het lichaamsdeel dat er niet meer is. En als het pijn doet heet het fantoompijn.
Oktober 1989
Het is nu ruim twee maanden geleden dat ‘het’ allemaal gebeurde. Dat de wereld met een schok tot stilstand kwam. Dat ik moeder werd. Dat ik mijn eerste kindje in mijn armen hield, na een zwangerschap van 43 weken. Dat ik dacht nooit meer een stap vooruit te kunnen zetten, terwijl ik geen ledemaat had hoeven laten amputeren. Mijn kind was in mijn buik gestorven; op het allerlaatste moment bleek mijn buik toch niet de veiligste plek op aarde. Ik had zo van het zwanger-zijn gehouden. Van de trappelende voetjes op onverwachte momenten. Van het samen.
Ook vandaag dragen mijn beide benen mij voor de zoveelste keer rusteloos door het huis, van de woonkamer naar de keuken. Staan ze stil bij de grote voorraadkast. Die zit gelukkig goed dicht, want ik wil er al weken niet in kijken. Ik wil niet dat al die ongeopende rollen beschuit eruit komen tuimelen. Verder gaat het, het kleine gangetje door, naar de babykamer. Ik ruik het nieuwe beukenhout van de babymeubels. Het ruikt net als in de wachtkamer van de verloskundige. Ik weet dan nog niet, dat ik die geur nog heel vaak op de meest onverwachte momenten ineens zal ruiken.
Weer sta ik voor het raam en kijk ik naar het lege merelnest in de appelboom. Naar het grasveldje met daarachter de snelstromende beek. ‘Panta Rei’, had de huisarts gezegd, ‘alles stroomt. Het leven gaat ook verder.’ Hij stond wijdbeens voor ditzelfde raam, handen in zijn broekzakken, zijn blik in de verte. Ik denk aan deze woorden, hoe ze van me af gleden en hoe ik had gewild dat hij wegging.
En dan gebeurt het. Ik voel de baby in mijn buik bewegen! Meteen leg ik intuïtief mijn handen om mijn buik en mijn hart maakt een sprongetje. Maar nog voordat ik opnieuw heb kunnen inademen is daar het besef: Er. Is. Geen. Baby.
Mijn handen fladderen raar omlaag, hangen als vreemde vlerken langs mijn lichaam. Mijn buik voelt ijskoud, mijn wangen gloeien. Een huilbui als een vulkaanuitbarsting is in aantocht.
‘Fantoompijn!’ besef ik. Want wat doet dit afschuwelijk veel pijn, elke keer opnieuw. Ik ben gewaarschuwd voor van alles, voor lompe opmerkingen, lekkende borsten en eenzame dagen. Maar waarom heeft niemand me verteld dat mijn lijf me bijna elke dag zo wreed voor de gek zou houden?
Vader Beer en meneer Uil
Vannacht liep vader Beer door het bos. Hij kon niet slapen en ging naar buiten, naar het donkere bos. Hij liep zo ver, dat niemand hem meer kon zien. Op een omgevallen boomstam plofte hij neer. Het was stil en koud. Beer boog zijn kop en sloeg zijn poten voor zijn ogen.
Hier kan ik huilen, dacht Beer. Hier ziet niemand mij. Het duurde maar eventjes, hij kon eigenlijk niet zo goed huilen. Als beer wilde hij altijd sterk zijn. Sterk voor zijn vrouw, sterk voor de andere beren en sterk voor zichzelf. Zijn vrouw liet haar tranen makkelijker aan hem zien. Vader Beer gedroeg zich als een sterke beer. Uit liefde voor zijn vrouw. Diep vanbinnen huilde hij even hard mee, maar liet dat niet merken. Het zou zijn vrouw nog verdrietiger maken, dacht hij.
‘Joehoe, oehoe!,’ klonk er opeens. Beer keek om zich heen, maar zag niets. ‘Hier, boven je!’ Beer keek omhoog. ‘Joe, ik ben meneer Uil.’ ‘Oh, eh, hoi…, ik ben meneer Beer,’ bromde vader Beer. Hij voelde zich betrapt. Zwijgend keken de dieren elkaar aan. ‘Zeg, wat brengt jou hier op dit tijdstip in het bos?’ vroeg meneer Uil. ‘Tja, nou, haha, je hebt geen idee wat je vraagt… Wil je het echt weten?!,’ hakkelde Beer. ‘Als je het wilt zeggen, luister ik graag naar je, wat er ook is,’ antwoordde Uil.
Beer ging rechtop zitten, klaar om te vertellen. ‘Op een dag waren we heel blij, omdat we babybeertjes zouden krijgen. We kochten kleertjes en bedjes en droomden over hoe het leven met hen zou zijn. Hoe we voor hen zouden zorgen. Maar plotseling ging het mis. De beertjes werden te vroeg geboren. Ze waren zo klein, dat ze niet konden ademen. Ze leefden niet meer. De bedjes bleven leeg. Mijn vrouw en ik bleven alleen achter.’
Beer stopte even met praten. Uil keek hem afwachtend aan. ‘Ik weet het soms gewoon niet meer,’ zuchtte Beer. ‘Ik doe mijn best er nog iets van te maken, maar ja…’ Zijn lip trilde. ‘We missen de kleintjes enorm en het is zo oneerlijk. Ik ben niet alleen verdrietig, maar ook boos dat het zo gelopen is. Hoe moet het nu verder?’ Hij keek naar boven. Meneer uil zat zwijgend te luisteren. Peinzend keek hij het donkere bos in. Uiteindelijk keek hij Beer aan en zei: ‘ik heb daar geen antwoord op.’
Een stilte volgde. Beide dieren overdachten het verhaal van Beer. Uiteindelijk trok Uil zijn kop een beetje scheef, richtte zijn blik op Beer en zei: ‘Maar ik wil wel dat je mij nog vaak over je kindjes vertelt.’ Verrast keek Beer op. ‘Natuurlijk, met alle liefde,’ lachte hij, ‘het zijn immers mijn kleine beertjes!’ Beer gloeide van trots dat Uil alles over zijn beertjes wilde weten. Wat had hij hen graag eens meegenomen naar het bos. Hij miste hen ontzettend. Gelukkig kon hij bij Uil met liefde over hen praten. En als hij verdrietig was of boos, vond hij bij Uil troost.
Nooit had hij verwacht dat hij Uil zou tegenkomen deze nacht. Terwijl het donker was in zijn leven, keek er toch iemand naar hem om. ‘Ik ga weer naar huis, meneer Uil,’ zei hij, terwijl hij opstond. ‘Bedankt dat je naar mij wilde luisteren. Ik kom graag eens terug!’ ‘Geen dank,’ antwoordde Uil, ‘ik luister graag, dat zit in mijn aard. Ik houd de komende tijd een oogje in het zeil.’ Opnieuw keek hij hem met een schuine kop aan en gaf hem een vette knipoog, als teken van afscheid. ‘Joehoe, vader Beer!,’ riep hij. Beer keek naar boven en zwaaide met zijn poot: ‘Doei beste Uil, tot snel!’ En zo vertrok Beer weer uit het bos. Wat was hij blij dat hij Uil had leren kennen en dat hij bij hem zijn vaderhart kon uitstorten.
Ik wil jou
Lieve Fiene,
Ik wil jou, alleen maar jou
Ik wil jou zien
Ik wil jou voelen
Ik wil jou vasthouden
Ik wil jou ruiken
Ik wil jou proeven
Ik wil jou kriebelen
Ik wil jou optillen
Ik wil je troosten
Ik wil jou wiegen
Ik wil jou opeten
Ik wil met jou stoeien
Ik wil met jou lachen
Ik wil met jou praten
Ik wil met jou eten
Ik wil met jou kletsen
Ik wil ruzie met jou kunnen maken
Ik wil boos op jou kunnen worden
Ik wil samen met jou je kamer opruimen
Ik wil jou helpen met je huiswerk
Ik wil jou naar je vriendinnetjes brengen
Ik wil jou ook weer ophalen
Ik wil naast jou liggen
Ik wil met je winkelen
Ik wil met je naar de bioscoop
Ik wil met jou een weekend weg
Ik wel jou aan onze eettafel
Ik wil met jou op de bank zitten
Ik wil jou, alleen maar jou
Ik wil jou met je zusje en je broertjes
Veel liefs mama
Leven na Jolie
Hoe kon ik me overgeven aan het leven, dat een kind van mij genomen had?
Mijn oma overleed deze week op 90-jarige leeftijd. Hoewel ze nog scherp van geest was, hoefde het voor haar niet meer. “Vergeet niet te leven”, zei ze, toen ik haar voor het laatst bezocht. “Echt te léven, ik heb te veel gewerkt en te weinig geleefd”. Ik kreeg een brok in mijn keel. Want juist dit léven was voor mij de afgelopen jaren zo ingewikkeld. Het is niet de rauwe rouw, maar de sluier die ik erna ervaarde, die het voluit leven in de weg stond. Niet omdat ik me op mijn werk stortte, maar omdat ik niet meer wist hoe ik me kon overgeven aan het leven, dat een kind van mij genomen had. Ik kon me gewoon niet meer ontspannen.
Tweede Kerstdag is het vijf jaar geleden dat Jolie geboren werd, en drie dagen later overleed. Op een vreemde manier voelde ik me heel levend toen ze net overleden was. Ik stelde me ervoor open alles te doorleven, ook de woede, wanhoop en jaloezie. De lelijke kant van rouw. Ik was dit Jolie en mezelf verschuldigd. En ik wist ook eigenlijk niet hoe het anders moest. En toen raakte ik opnieuw zwanger. Een halfjaar nadat we Jolie begraven hadden. Ik had weer iets te verliezen. Doorléven werd overleven. Ik stopte met de EMDR-sessies en de focus kwam te liggen op het nieuwe leven. Dat móest ik vasthouden, letterlijk. Ik hield m’n kaken stijf op elkaar tot ze gezond en wel geboren werd, onze Minou. Levend, godzijdank!
Maar ook de in jaren die volgden lukte het niet me echt te ontspannen. Ik kon me weer gelukkig voelen, maar miste flow in mijn leven, het gevoel dat het stroomt, dat het leven soms gewoon vanzelf gaat. Ik was verleerd te dansen met het leven. De kaakspanning bleef, als een zeurende herinnering aan mijn interne worsteling. Ondanks alle therapieën en strategieën die ik daarvoor inzette. En nee, het is geen onverwerkt verdriet of knagend trauma. Het is meer dat ik niet meer weg kon kijken voor de opgaven die ik toch al had. Jolie maakte me meer bewust van mezelf, legde lagen bloot die ik misschien liever zelf niet zag. Ze gaf me een nieuw perspectief.
Twee jaar met en zonder jou
Twee jaar met en zonder jou
Twee jaar geleden werd ik moeder van het mooiste meisje.
Tien kleine vingertjes en tien kleine teentjes. Eigenlijk was je al helemaal af, alleen nog niet af genoeg om bij ons te kunnen blijven. Ons kleine meisje moesten wij na een half uur laten gaan. Zonder ook maar een huiltje gehoord te hebben. Het enige gehuil dat wij die dag hebben gehoord, was dat van onszelf.
Als je mij twee jaar geleden had gezegd dat er weer een dag zou komen die niet zwaar en donker zou voelen, had ik je niet geloofd.
Toch kwamen er momenten dat de zon weer begon te schijnen. We konden soms weer lachen, aan een toekomst denken en over jou praten zonder dat verdriet de boventoon had.
Inmiddels overheerst trots als ik het over jou heb, Saar. Jij bent onze dochter en jij hebt ons papa en mama gemaakt. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan je denk en er gaat geen dag voorbij dat ik je niet mis.
Regelmatig vraag ik mij af wat voor meisje jij zou zijn geworden. Hoe zou je stem klinken? Zou je net zo eigenwijs zijn als je ouders? Zou je gek worden van het geknuffel van je moeder, want ik zou je plat hebben geknuffeld.
Helaas zijn dit vragen waar ik nooit antwoord op ga krijgen.
Twee jaar met en zonder jou.
Lieve Saar we missen je.
Eén jaar met en zonder jou, lieve Fem!
Is het vandaag je eerste jaardag? Eén jaar geleden ben je overleden, je zat toen nog veilig in mijn buik. Op 20 december 2021 ben je geboren. Dit zijn twee datums waar we bij stilstaan, en ieder jaar bij zullen blijven stilstaan. Een jaar geleden stond ons leven compleet op de kop. De toekomst, zoals we deze met jou voor ons zagen, kwam er niet. Eén jaar met en zonder jou, lieve Fem. Dat klinkt misschien gek, maar zo is het wel. We moeten je alweer een jaar missen.
Eén jaar zonder jou.
Een jaar waarin we zoveel herinneringen met jou hadden moeten maken.
Een jaar vol rouw, de ene dag meer aanwezig dan de andere dag.
Een jaar waarin we niet te weten zijn gekomen hoe je als baby geweest zou zijn. Op wie zou je lijken? Welke kleur ogen zou je gehad hebben? Zou je een rustige of juist drukke baby zijn?
Een jaar waarin we nog niet te weten zijn gekomen hoe het is om gebroken nachten te hebben door voedingen, krampjes of huiltjes.
Een jaar alle eerste keren zonder jou beleven. Eerst de Kerstdagen en oud en nieuw, daarna de Paasdagen, die rond jouw uitgerekende datum vielen en ook Moederdag, Vaderdag en onze verjaardagen.
Een jaar waarin we ons leven weer opgepakt hebben zonder voor jou te mogen zorgen. Weer sporten, werken, leuke dingen doen met vrienden en familie. Zonder dat we rekening hoeven te houden met middagslaapjes of het regelen van oppas.
Een jaar zonder alles waarvan we dachten dat het zou gaan komen.
Maar aan de andere kant zijn we ook alweer een jaar verder met jou erbij. Want zo voelt het voor ons.
Een jaar waarin we iedere dag een kaarsje branden bij jouw mooie urn bij ons in huis.
Een jaar waarin we dagelijks met trots jouw naam noemen.
Een jaar waarin we nog meer liefde voor elkaar zijn gaan voelen.
Een jaar waarin we meer over onszelf hebben mogen leren. Al hadden we dat natuurlijk liever op een andere manier geleerd.
Een jaar waarin ik opnieuw zwanger mocht worden, nu van jouw broer, die we binnenkort mogen verwachten.
Je bent dan niet fysiek bij ons, maar toch ben je er voor ons altijd en overal. Je hebt ons ook heel veel gebracht en daar zijn we trots op. Vandaag en de komende dagen denken we nog een beetje extra aan jou lieve Fem.
Wereldlichtjesdag
Het is 13 december 2015. Langzaamaan krabbel ik op. Het is zes maanden geleden dat ik moeder ben geworden, maar ook zes maanden geleden dat ik mijn lieve kindje heb moeten laten gaan. Ik weet nog precies hoe hij rook, hoe ik zijn lijfje tegen mij aan hield. Ook weet ik nog precies hoe zwart mijn toekomst leek en hoe ondenkbaar het was dat er weer lichtpuntjes zouden komen.
Zo af en toe voel ik mij weer blij, ik kan weer lachen en plezier ervaren. Soms bekruipt het schuldgevoel mij.
Samen met een vriendin heb ik tapas gegeten in een restaurant in de stad. We hebben gelachen, enorm veel gekletst en heerlijk gegeten. Ik heb haar gevraagd om nog even langs het stadsplantsoen te wandelen. Ik heb gehoord dat daar op elke tweede zondag in december tijdens Wereldlichtjesdag overleden kinderen worden herdacht.
Geen idee wat ik kan verwachten. Geen idee of ik er pas.
Uiteindelijk blijft het een bijeenkomst waar niemand zou willen zijn, waar niemand zou willen horen of passen.
We kletsten te lang en moeten daardoor flink doorlopen. Het is koud, de wind snijdt in mijn gezicht. Onderweg maken we grapjes. Misschien ben ik wel een beetje zenuwachtig en weet ik mijzelf geen houding te geven.
Ik hoor de muziek, een prachtige stem.
Om de vijver staan mensen, volwassenen, maar ook kinderen. De kinderen rennen en spelen. Mensen halen lichtbootjes met bloemen. Om mij heen hoor ik het geluid van aanstekers die de kaarsjes aansteken. De vijver vult zich met de lichtbootjes. Het is een prachtig gezicht, al die lichtjes voor al die kinderen.
Samen halen we een bootje, steken het kaarsje aan en zetten het bootje op het water tussen de andere bootjes.
We zoeken een plekje op de trap. Terwijl ik voel hoe de kou van de trap mijn lichaam verkoelt luisteren we naar de muziek. Het is intens, het beeld van al die verlichte bootjes en de huilende mensen rondom de vijver.
“In my heart, you live on
Always there, never gone
Precious child, you left too soon
Though it may be true that we’re apart
You will live forever, in my heart”
Ik vecht tegen de tranen. Ik wil niet huilen, niet hier.
Ik hoor gesnik naast mij. Voorzichtig kijk ik opzij, naar mijn vriendin. Tranen rollen over haar wangen.
En dan breek ik. Ik hoef mij niet langer groot te houden. Ik hoef niet te vechten tegen de tranen. Ik laat ze komen en komen. Mijn wangen zijn nat, mijn keel zit dicht en ik geef mij volledig over aan het verdriet. Het verdriet om mijn kleine mannetje. Wat mis ik hem vreselijk. De kou voel ik niet meer. Ik voel alleen maar pijn. Mijn hart is zes maanden geleden zo ongelofelijk gebroken. Ik doe zo mijn best om het te lijmen, stukje voor stukje. Maar nu even niet, nu mag het verdriet er even zijn.
Als alles anders was geweest, dan…
Als alles anders was geweest, dan had ik nooit op dit moment sinterklaascadeautjes kunnen uitzoeken. Zo overdag… Als alles anders was geweest dan had hier een peuter gelopen die geen middagdutje meer zou doen. Zo’n klein mannetje waarvoor ik dit in het diepste geheim zou moeten doen, omdat hij al te veel zou snappen als hij dit zou zien. Ondertussen maak ik ook nog twee stapeltjes en geen drie… Ineens maakt het me verdrietig. Het voelt allemaal zo oneerlijk.
Terug naar november/december 2019:
Ik weet heel goed hoe het is om een driejarige nieuwsgierige peuter in huis te hebben. Een klein driejarig meisje vond Sinterklaas en vooral zijn cadeautjes heel interessant! Waar ik het jaar hiervoor nog rustig de cadeautjes met haar erbij kocht, kon ik dat nu echt niet meer doen. Laat staan dat ik ze kon inpakken waar ze bij was. Alles moest ineens in het geheim gebeuren. En dat net na de eerste jaardag van Mees. Het was een heftige tijd vol herbelevingen en verdriet geweest. Ik was al blij dat ik nog stond en niet dagenlang in bed lag. Al waren er dagen dat ik hier wel naar verlangde. Het scheelde dat het gewoon niet kon. Zodoende moest ik dus zoeken naar de momenten dat ik de cadeautjes kon kopen en inpakken. Meestal was dit ’s avonds.
Er was een dag waarop ik zo moe was dat ik toch overdag ben gaan inpakken, terwijl onze driejarige peuter op haar kamer speelde. Dit ging verrassend goed. Totdat ze een boekje wilde lezen en mij onverwacht ophaalde… Ik gooide in een reflex het dekbed over de cadeautjes en het leek goed te gaan. Ik was opgelucht en moest stiekem wel lachen. Toch besefte ik vanaf dat moment dat ik dit beter niet meer kon doen met een driejarige peuter.
Maar dat gevoel van spanning is er nu niet, terwijl het er wel had moeten zijn. Onze Mees had hier als kleine peuter moeten rondlopen. Hij had nu die driejarige peuter moeten zijn voor wie ik alles rondom Sinterklaas heel voorzichtig en in het geheim moest doen. Hij had me het moeilijk moeten maken of me moeten betrappen met deze stapel cadeautjes. Ook voor hem had ik het dekbed er in een reflex overheen moeten gooien om alles te verhullen. Maar de werkelijkheid is dat dit niet gaat gebeuren.
Dat momenten als deze er niet met Mees zullen zijn, doet pijn. In plaats van dat ik alles in het geheim doe, sta ik hier rustig te sorteren terwijl ons meisje op school zit en ons kleinste ventje zijn middagdutje doet. En dan zie ik ook nog dat ik de chocoladeletter voor Mees mis. Dit helpt dan echt niet mee.
Zo tussen de cadeautjes komt er ineens zoveel besef. Ik merk dat ik hier de laatste tijd meer over filosofeer. ‘Wat als… Wat als alles anders was geweest?’ Maar hier echt lang bij stilstaan maakt me gek, dus wil ik ook wel weer door. Ook nu… Deze stapels met cadeautjes moeten toch echt ingepakt worden. Dat is zoals het is…
Mama van een sterretje.