Wanneer rouw om de hoek komt kijken
Binnenkort mag mijn bijna-kleuter naar de basisschool. Ik zie dat hij er klaar voor is, dat hij meer uitdaging goed kan gebruiken. Hij vraagt ook vaak of hij al naar ‘de grote school’ gaat. “Ga ik vandaag naar juffie A.?” vraagt hij dan. “Bijna lieverd, vandaag ga je nog naar juffie J. en juffie L.” is mijn antwoord dan en ik laat hem dan op de kalender zien wanneer hij wél naar zijn nieuwe juffie gaat.
De afgelopen weken voel ik alleen echt een soort weerstand voor het basisschoolavontuur van de bijna-kleuter. Het schuurt en knelt, het voelt ‘effe niet zo lekker’ maar ik kon niet echt bij het gevoel en wist dus ook niet goed waar het vandaan kwam. Tot ik vanochtend, na een minder goede nacht, langs de urn van Ivy liep. Een verdrietig gevoel overviel me en alle stukjes vielen op z’n plek. Ineens kwam er een stukje rouw om de hoek kijken en besefte ik maar weer eens dat er veel meer is dan enkel de liefde die ik voel voor onze prachtige Ivy.
Ik kan me ineens herinneren dat ik het ook al zo lastig vond toen de bijna-peuter naar de peuterspeelzaal ging. Toen voelde ik ook een verdrietig gevoel dat ik maar slecht kon plaatsen. Twee jaar geleden dacht ik nog dat het angst was, angst om de zorg voor hem een paar uur per week uit handen te geven. Maar het is dus rouw, keiharde rouw. Ineens is er verdriet dat verser voelt dan het verdriet dat er al zat. Het is verdriet om de herinneringen die ik niet met Ivy kan maken. Zij ging niet voor het eerst naar de peuterspeelzaal of de basisschool.
De bijna-kleuter en peuter groeien op, ze worden groter, leren meer, kunnen meer. Ze zetten stappen. Hun wereld is steeds een stukje groter, er is ruimte voor nieuwe avonturen en lessen. Terwijl hun wereld zich verder opent, voelt het heel sterk alsof ik wat meer naar binnen moet en wat aan mezelf moet werken. Ik dacht dat ik alles rondom Ivy’s overlijden een plekje had gegeven, maar nu blijkt dat je steeds meer plekjes moet vinden voor het verse verdriet en de rouw die soms gewoon opduikt.
Uitgebreid en onbezonnen mijn verjaardag vieren is er niet meer bij
HOERA! Voor mij. Vijfendertig lentes jong en nog geen spoortje van ouderdom te zien. Nou ja… dat hoop ik tenminste. Al weet ik diep van binnen wel dat die kraaienpootjes en die ene grijze haar er toch echt wel zijn.
Jarig zijn is fantastisch! Lekker ontbijt op bed (denk hierbij ook aan de hagelslag op de vers afgebakken broodjes die uiteindelijk in bed terecht komt), mooie tekeningen, cadeautjes en lieve woorden. Een dag vol mooie momentjes en verrassingen van mijn lieve man en kids.
Het is natuurlijk heel fijn dat ik vijfendertig mag worden. Het is niet iedereen gegeven en daar ben ik me enorm bewust van. Maar eerlijk is eerlijk… jarig zijn is al vier jaar niet meer wat het daarvoor ooit was. Uitgebreid en onbezonnen mijn verjaardag vieren is er niet meer bij, want met ieder jaar dat ik ouder word, raak ik verder weg van de herinneringen en momenten met Mees.
Terug naar mijn eenendertigste verjaardag. Mijn eerste verjaardag zonder Mees. De visite kwam binnen en feliciteerde mij. Ze hadden cadeautjes mee en waren in een feeststemming.Er hingen slingers en ik was echt voornemens om er een feest van te maken. Mijn nieuwe motto was immers ‘vieren wat je kan vieren’. Toch vond ik het lastig om mee te gaan in het feestgevoel. Mijn zoontje was er niet meer… Hoe kon ik dan mijn leven vieren? Dit was mijn eerste verjaardag als mama van twee kinderen en ik kon het maar met één kind vieren. Toch zette ik mijn beste beentje voor en vierde zo goed en kwaad als het ging mijn verjaardag.
Sinds die eenendertigste verjaardag voelde mijn verjaardag anders. Incompleet. Misschien zelfs wel zinloos. Hoezo iets vieren… Met ieder jaar wat ik ouder werd, ging mijn kind voor mijn gevoel verder bij mij vandaan.
En dat heb ik nu nog steeds. Inmiddels ben ik mama van drie kinderen, maar ook op deze vijfendertigste verjaardag mist er een kind. Een zoon, mijn zoon. Maar er zijn nog twee kinderen en daarvoor ga ik door. Het leven moet weer leuk zijn en dat is het ook. Er zijn echt weer mooie momenten en dat is iets om te koesteren. Maar in de afgelopen vier jaar ben ik denk ik wel behoorlijk ouder geworden. Eerlijk gezegd durf ik de foto’s van toen en nu niet naast elkaar te leggen, want ik denk dat er best een groot verschil is. De afgelopen vier jaar zijn ongetwijfeld terug te zien in mijn gezicht. Maar ergens mag dat er ook zijn! Het leven maakt mij tot wie ik ben en hoe ik eruit zie.
Het is een mooi moment van besef, zo in de vroege ochtend, maar naast gemis zijn er dus ook twee lieve kinderen die niet kunnen wachten om de verjaardag van hun mama te vieren! Die liefde is zo voelbaar en mooi! Dus kom maar op met de feestvreugde en het ontbijt op bed. Kom maar op met die afgebakken broodjes met hagelslag, want ik ben er klaar voor. HOERA, er… is er één jarig…
Mama van een sterretje
Hoe dichter bij mei ik weer kom, hoe moeilijker het wordt.
Het is altijd zo ontzettend pijnlijk op de momenten dat ik besef dat het leven gewoonweg doorgaat, terwijl ik het liefst de tijd had stilgezet. De zussen van Juliëtte kunnen goed skiën en ook in mei moet er getraind worden.
Dit jaar valt voor het eerst de training samen met de jaardag van Juliëtte. Ik probeer honderdduizend bochten te verzinnen hoe ik het iedereen naar zijn zin kan maken. Hoe ik ervoor kan zorgen dat ons lieve meisje niet vergeten wordt en hoe ik toch ook tegemoet kan komen aan de wens van haar zussen om te trainen. Het is zo ontzettend druk in mijn hoofd.
We maken plannen, maar eigenlijk voelt alles wat ik doe moeizaam. Het is kiezen, want met het hele gezin naar Oostenrijk om te trainen gaat niet in de meivakantie. Hoe dan ook, we moeten opsplitsen. Al eerder namen we de beslissing dat we met familie en vrienden op haar sterfdag bij elkaar zullen komen. Dit ligt ook dichter bij de verjaardag van het kleine zusje van Juliëtte, maar toch… ga ik er nu allemaal niet te makkelijk aan voorbij?
Eigenlijk is het enige dat ik wil doen gewoon kei- en keihard gillen. Gillen dat het oneerlijk is dat ze niet meer hier is, gillen dat ze niet dood had mogen gaan, gillen dat ik haar zo ontzettend mis. Voor de miljoenste keer kijk ik naar de foto’s, zet ik een van de weinige filmpjes op die ik van haar heb. Waarom heb ik niet meer filmpjes gemaakt, waarom niet nog meer foto’s?
Maar nee, op dat moment was ik alleen bezig met jou. Jou knuffelen, jou aanraken voor zolang dat kon. Wat mis ik mijn kleine lieve meisje toch erg. Wat voel ik me toch incompleet. Ik ben hier, maar toch ook niet.
Bijna zeven jaar verder. Nog altijd geen idee hoe je dit verdriet met je meedraagt. Zeven jaar langs de wanhoop van het blijven zoeken naar jou.
Brief aan Fem
Lieve Fem,
Je bent grote zus geworden! Op 7 februari is je broertje Raf geboren.
De eerste weken met hem zijn voorbij gevlogen. We genieten enorm van hem, vinden het heerlijk om met Raf te knuffelen en kunnen uren naar hem kijken. Wat ben ik blij dat ik zo intens geniet van deze bijzondere periode. Dat ik ervan kan genieten komt ook door jou, lieve Fem. Vanaf het begin ben je erbij, in onze gedachten, maar ook anders…
Hoe jij er ook bij bent? Raf draagt de kleertjes die we voor jou hadden uitgezocht. Hoe fijn vind ik het, dat ze nu toch gedragen kunnen worden. Op zijn kamer staat de knuffel van Nijntje die we voor jou kochten naast de Nijntje die we voor Raf hebben gekocht. Raf ligt in het bedje, de box en de wandelwagen die we al in huis hadden voor jouw komst. De box staat in de woonkamer, onder jouw plekje, daar waar iedere dag het kaarsje bij jouw urn brandt. Zo zijn jullie toch ook dicht bij elkaar. Wat voelt het fijn dat ik jullie zo toch samen kan brengen.
Ook hebben we vorige week een fotoshoot gedaan met Raf. Hier zijn foto’s gemaakt van Raf met jouw knuffeltje (het knuffeltje met jouw geboortegewicht en jouw kleertjes erin verwerkt). Die foto’s zijn me zo dierbaar. Ik ben er trots op: broer en zus samen op een foto. Het raakt me enorm dat we dat op deze manier toch enigszins tastbaar en zichtbaar kunnen maken.
Jouw naam wordt nog steeds iedere, iedere dag genoemd en weet dat we dit blijven doen. Je wordt gemist, nu we je broertje in onze armen hebben nog veel meer. Maar weet dat je erbij hoort en altijd zal blijven horen. En ik weet dan ook zeker dat je trots bent op je broertje.
Heel veel liefs van je moeder.
Lieve Boris, we missen je iedere dag een beetje meer
Lieve Neva
Lieve Neva,
3 jaar…waar ik in die drie jaar nooit heb gedacht “wat als” of “hoe zou jij …?”, heb ik de laatste maanden vragen die door mijn hoofd schieten. Misschien komt het doordat ik sinds een paar weken een lief levend meisje in mijn armen heb. Een meisje met veel donker haar, net als jij.
Met lange vingers, net als jij.
Is haar lachje net als het jouwe zou zijn geweest? Zouden jouw ogen ook amandelvormig zijn? En net zo helder?
3 jaar … met zonder jou. Laatst heb ik voor het eerst je broertje echt verteld over jou. Verteld dat jouw voetafdruk aan een kettinkje om mijn nek hangt. Verteld bij jouw foto, dat jij zijn grote zus bent. Verteld dat jij dood bent.
3 jaar … Jouw “bestaan” krijgt steeds meer vorm in je fysieke afwezigheid. Het gemis wordt niet minder, het leven eromheen steeds voller en groter.
Wat voelde ik je duidelijk bij de geboorte van je kleine zusje. In me, op me, om me heen. Zo dichtbij. Wat was dat fijn, het gaf me kracht, de kracht die ik nodig had om je zusje geboren te laten worden. Het gaf vertrouwen. Het bracht ook veel tranen en veel gemis. Veel herinneringen aan toen, 3 jaar geleden in kamer 28.
3 jaar… zo kort geleden dat je uit mijn buik kwam, zonder huil, zonder bewegingen. Ik zag het niet, je was het mooiste meisje, zo mooi. En nu zie ik hoe levenloos je lijfje was. Maar je ziel leeft door. In ons gezin, in onze harten.
3 jaar gemis, 3 jaar pijn, 3 jaar liefde, 3 jaar met zonder jou. De liefde is grenzeloos, de liefde is tijdloos, de liefde is wat ons verbindt.
Voor altijd verbonden,
Je liefhebbende mama
Machteloos gevecht
‘We kunnen helaas niets doen.’
Als een keiharde dreun komt deze zin binnen. Ik denk: hoezo kunnen jullie niks doen? Jullie moeten ALLES gaan doen en wel NU! Al is de kans nihil, dan kun je achteraf nog zeggen: we hebben er alles aan gedaan. Maar er is geen redden meer aan. Onze kindjes zullen snel geboren worden, veel te vroeg en ze gaan het niet overleven. ‘We kunnen helaas niets doen.’ M’n hart krimpt ineen bij deze woorden. Ik ben me heel bewust van de lading van de boodschap. Niets roes, het komt direct keihard binnen. Ik heb nog nooit zo’n explosie aan verdriet, woede, frustratie, onmacht en angst ervaren als op dit moment. ‘We kunnen helaas niets doen.’ Ja maar, dat KAN NIET en dat MAG NIET! Naast mij zit mijn vrouw, tranen stromen onafgebroken over haar wangen, ze kijkt me verdwaasd en angstig aan. Ze zit in een roes. En zij zal straks moeten bevallen, maar dat mag nog niet. Dat mag nog niet, omdat de dood het dan wint van het leven. Maar toch gaat het gebeuren.
Een paar uur later wordt Samuel geboren. Tegen beter weten in wacht ik op zijn gehuil en bewegende armpjes. Maar hij blijft oorverdovend stil. Mijn hart breekt als ik hem zie. Mijn zoon. Ik wil hem pas over een paar maanden zien, levend en wel. Maar daar is hij al – ‘we kunnen helaas niets doen.’ Ik heb het gevoel buitenproportioneel gestraft te worden. Waarom worden wij zo hard getroffen? Moest Samuel daarvoor wijken?
Ik vind het oneerlijk en onrechtvaardig. Gelaten ondergaan wij alles, maar alles in mij schreeuwt: DOE IETS!! Ik wil dat de artsen ingrijpen, maar ik wil er ook zelf alles aan doen om het dan nog andere ongeboren kindje te redden en mijn vrouw te ondersteunen. Koortsachtig zoek ik naar iets om te doen. Ik ben immers naast echtgenoot nu ook vader geworden en ik wil mijn gezin beschermen. Terwijl ik zelf in de misère zit, wil ik niet bij de pakken neerzitten.
Het verlies van je kind is niet het uitgelezen moment om als man de held uit te hangen, om indruk te maken op je vrouw en je omgeving. Op het moment dat alles onder je voeten wegvalt, ben je niet persé op je best. Dan kan het slechtste in je naar boven komen. Maar parallel aan dat slechte kan ook het beste in je naar boven komen, met als kernwoord L I E F D E. De liefde voor Samuel en het andere, nog ongeboren kindje en de liefde voor mijn vrouw is de reden dat ik blijf bidden, blijf vechten, blijf zorgen en ook: blijf hopen.
In een crisissituatie kun je op verschillende manieren reageren. Vaak hoor je dat je dan vecht, vlucht of bevriest. Ik ervaar al deze reacties. Ik vecht, maar ik wil ook vluchten uit de situatie. Ondertussen onderga ik het ook gelaten en weet ik niet wat ik moet doen. Als pas na vier tergend lange, onzekere dagen ook Matthias stil wordt geboren, handel ik direct, haast routinematig. Ik vecht niet meer om onze zoontjes te redden. Ik bewaak hen wel als een trotse vader. En ik probeer te vechten en te zorgen voor mijn vrouw. De verpleegkundigen vinden dat ik rustiger aan moet doen. Ik probeer het, maar dat valt niet mee. Misschien vecht en zorg ik tegen beter weten in, maar ik doe het uit liefde. En dat blijf ik doen.
Ik zal je nooit
Ik zal je nooit meer is de titel van het boek dat mijn aandacht trekt in de boekhandel. Het gaat over rouw, uitgestelde rouw, over het verlies van een moeder.
Ik laat de volle boodschappentas op mijn voeten zakken, neem het boek in mijn handen en laat de woorden binnenkomen. Ik zal je nooit meer.
Nooit meer. Dat is rouwen, denk ik, pijn (ver)dragen om wat was, maar nooit meer zal zijn. Als je iemand verliest, kijk je achterom. Alles wat er was, wat je samen deed, is er niet meer en zal er niet meer zijn. Past in het schema ‘toen-nu-later’. Nooit meer.
Als je je kind verliest nog voor het geboren werd, heb je niet zulke herinneringen. Niet aan het eerste huiltje, de eerste blik, het eerste lachje en aan al die kleine en grote mijlpalen. Niemand die jouw kind gekend heeft, die weet hoe het at, sliep, lachte en speelde. Jij, alleen jij, weet hoe het in je buik bewoog en hoe je je daarbij een beeld vormde.
Bij dit verlies kun je niet echt achterom kijken. Er is geen ‘niet meer’, alleen een ‘niet’. Je rouwt dus eigenlijk niet over het verleden, maar over de toekomst. Toen-nu-later zijn op een vreemde manier met elkaar verknoopt. Dat is wat deze rouw zo eenzaam maakt en waarvan anderen geen idee hebben. Zij hebben misschien zelfs nog nooit iemand verloren en dus geen ervaring met dat ‘meer’. Laat staan dat ze ook maar iets aanvoelen van wat rouwen over de toekomst is. Zij denken dat jouw schema alleen een ‘toen’ en vooruit, ook een stukje ‘nu’ bevat. Maar niet te veel, anders ‘blijf je hangen in je verdriet’. Dat kun je hen niet kwalijk nemen, maar het is wel eenzaam en moeilijk. Want zelf heb je eigenlijk ook niet in de gaten dat je over de toekomst aan het rouwen bent. Maar op scharniermomenten in die toekomst wordt de rouw steeds weer levend.
Ik zal je nooit … (alles, groot en klein, lief en leed, blij en boos, hoog en diep, alles, alles waarin je dag in, dag uit moeder bent) Elke feestdag zonder haar, elke keer haar geboortedag, de dag waarop je een gezinsfoto maakt, haar eerste schooldag, Moederdag, Vaderdag, haar eerste diploma, studie, baan, vriendje, bruiloft, de dag waarop haar jongere zus een kindje krijgt…
Of is het zo dat je je aan die momenten vastklampt omdát je geen ‘toen’ hebt om over te rouwen? Ik weet het niet, maar wat maakt het uit. Er is geen goed of fout in rouwen.
Ik til de boodschappentas van mijn voeten en vol nieuwe inzichten vervolg ik, na 33 jaar, opnieuw mijn weg.
Al weer vijf jaar verder
Het is niet goed, maar het is goed zo
Vanochtend realiseerde ik mij ineens iets toen ik plaatsnam achter mijn computer. Met mijn dampende kop koffie in mijn hand kwam ineens het besef dat het dit jaar alweer vijf jaar geleden is dat Ivy geboren werd.
Er is veel veranderd in deze vijf jaren. Naast dat ik nog tweemaal moeder heb mogen worden, ben ik enorm gegroeid als persoon. Het accepteren van Ivy’s overlijden ging moeizaam, maar ik kan nu zeggen dat het voor iedereen in het verhaal écht beter is dat ze vanaf haar wolkje naar ons kijkt. Een baby die met 24 weken geboren wordt is echt nog heel erg klein en hoewel er altijd wonderlijke dingen gebeuren, blijft de kans op complicaties groot. De weg naar dit besef was niet gemakkelijk; ik heb uren doorgebracht op de het wereldwijde web, zoekend naar research papers van allerlei hooggeleerde artsen en specialisten, zoekend naar iets wat het makkelijker zou maken om te dealen met dit verlies. Stukje bij beetje kwam ik dichter bij dat punt: het is niet goed, maar het is goed zo.
Het gemis is niet langer allesoverheersend
De rouw voelt minder rauw, de scherpe randjes zijn er vanaf. Dat wil niet zeggen dat ik haar niet mis, integendeel. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet even aan haar denk. Maar het gemis is niet langer allesoverheersend. Er is ruimte voor meer: we vieren haar verjaardag met de kindjes. Ze mogen een taartje uitkiezen in de winkel (vaak zijn dat slagroomsoesjes met chocolade), ze mogen hun favoriete drinken halen (een pakje limonade) en daarna mogen ze thuis een klein cadeautje uitpakken. Zo is op Ivy’s verjaardag alles aanwezig: slingers, taart, limonade en cadeaus. Ivy is er ook bij, maar anders.
Vijf jaar geleden was alles anders
Ik voelde me schuldig als ik plezier maakte, vond het moeilijk om te genieten van dingen, was enorm jaloers op alle moeders die hun kindje wel konden zien opgroeien, kon in tranen uitbarsten als ik in de supermarkt zwangere vrouwen tegenkwam, of mensen met kleine baby’s. Ik heb zelfs een periode elke zwangere persoon die ik volgde op social media verwijderd, ik kon het niet aan. Nu weet ik dat het er allemaal bij hoort, dat al deze gevoelens helemaal normaal zijn, maar toen haatte ik mijzelf omdat ik dit allemaal zo voelde.
Met wat ik nu weet, zou ik dingen toen anders doen
Het verdriet was groot en ik had iemand nodig die zacht was, mild, bemoedigend. Ik was niet die persoon voor mezelf, ik was hard voor mezelf (“stel je niet zo aan”), ik haatte mijn lichaam (“je hebt zelf je baby vermoord, het is je eigen schuld”) en al deze dingen stonden het helingsproces enorm in de weg. Pas toen ik dit los kon laten was er plek voor meer dan de wrok en haat die ik voor mezelf voelde, er was plek om Ivy te laten leven in mijn hart en om manieren te vinden om haar deel te laten zijn van ons gezin zonder dat het alleen maar verdrietig voelt.
It takes a village
It takes a village to raise a child.
Een spreekwoord dat vaak wordt gebruikt na de geboorte van een baby. Je zou een dorp nodig hebben om een kind op te voeden in een veilige en gezonde omgeving en ter ondersteuning van de moeder.
Maar als je kindje niet levend mee naar huis komt, dan is dat dorp ineens nergens te bekennen. Er is immers geen kind om op te voeden.
Na het overlijden van Saar had ik geen behoefte aan contact met wie dan ook. Ik had recht op kraamzorg, maar waarom zou ik een wildvreemde over de vloer willen hebben in de meest kwetsbare periode van mijn leven? Zodat ze een ontbijt voor mij kon maken? Nee, bedankt. De eerste weken heb ik amper gegeten, en wat ik at smaakte niet. Laat die kraamhulp maar naar een vrouw gaan die wél van dit ontbijtje kon genieten.
Het liefst zat ik onder mijn deken op de bank, dicht tegen Robin aan en samen keken we naar wat hersenloze programma’s. Naarmate de dagen verstreken kwam er ook wat meer bezoek langs. Voornamelijk familie, maar ook vrienden. We kregen ook zo veel whatsappjes. “Ik vind het zo erg voor jullie, als ik iets kan doen moet je het laten weten, hoor!” is iets wat we heel vaak kregen. Maar wat konden ze doen? Niemand kon de pijn wegnemen en niemand kon Saar terugbrengen.
Op advies van de artsen heb ik na mijn bevalling een aantal gesprekken gehad met medisch maatschappelijk werk. Hier kon ik mijn rauwe rouw delen. Daar kwam wel in naar voren dat ik mij vooral heel eenzaam voelde. Er wordt niet zo open gesproken over verlies in de zwangerschap en iedereen maakt dit ook op een hele andere manier mee. Robin ging bijvoorbeeld ook heel anders om met het verlies dan ik dat deed.
Er werd wel snel duidelijk dat wij misschien geen dorp om ons heen hadden om te helpen met het opvoeden van ons kindje, maar we hadden wel een mini dorp dat ons hielp met rouwen. Vrienden die ver weg woonden verrasten ons door een uitgebreide maaltijd bij ons te laten bezorgen. Ouders zorgden voor een gevulde koelkast en kwamen twee uur op en neer gereden als wij alleen al behoefte hadden aan een stevige knuffel. Een vriendin kon ik echt dag en nacht bereiken met al mijn verdriet. En andere vrienden waren er altijd als we daar behoefte aan hadden.
Wij hebben Saar de dag voor oudjaar begraven en hadden voor oud en nieuw al afgesproken met onze beste vrienden. Dit hebben we door laten gaan, want het alternatief was samen somber op de bank zitten met alle tijd om na te denken. Deze vrienden snapten dat we niet zo’n zin hadden in een enorm feest, maar wilde er wel voor ons zijn – juist ook nu. Dus hebben we samen gelachen, gehuild en veel gepraat. Maar bovenal hebben we met elkaar een rot jaar afgesloten en zijn we een jaar begonnen dat alleen maar beter kon worden.
Ik heb mij enorm gesteund gevoeld nadat mijn beste vriendin zei dat ik het altijd over Saar mocht hebben. Zij voelde aan dat ik bang was dat Saar vergeten zou worden en dat ik mij bezwaard zou voelen om het eindeloos over mijn verdriet en het gemis te hebben. Dit heeft mij enorm geholpen, want ik voelde mij inderdaad bezwaard. Nog heb ik het regelmatig met haar over Saar en hoe ik het leven weer oppak. Maar ook over hoe ik mij soms schuldig voel, nu ik doorga in het leven.
In de meest donkere periode van je leven vallen lichtpuntjes extra op. Wij hebben enorm veel steun ervaren van mensen om ons heen. Het eenzame gevoel bleef voor mij, maar mensen konden mijn verdriet wat lichter maken. It takes a village to raise a child, maar ik denk dat je dat dorp harder nodig hebt als je rouwt om het verlies van je kindje.
Nieuwe angst
Ik dacht alles wel gehad te hebben, maar een nieuwe angst werd geboren
Zes jaar en zeven maanden zijn we verder na het overlijden van onze prachtige dochter. Zes jaar en zeven maanden waarin ik mijzelf opnieuw moest leren kennen. Mijn vriendschappen moest herontdekken. Afscheid moest nemen van de Sanne die ik ooit was. Een nieuwe Sanne moest opbouwen uit steentjes, waarvan het cement maar niet leek te blijven plakken. Nog altijd zitten er gaten in mijn muren en verlies ik onderweg weer stenen die ik weer met iets anders moet opvullen.
Zo langzamerhand dacht ik alles wel gehad te hebben. Angsten die ik heb, zijn soms op de voorgrond aanwezig en soms ebben ze een beetje weg, maar echt nieuwe angsten kwamen er niet meer bij.
Tot ik afgelopen weekend naar een theatervoorstelling ging. Ik dacht naar een grappige voorstelling te gaan, met humor en hier en daar een traan. Maar dit bleek een voorstelling te zijn, waarin iemand ging dementeren en de dood van zijn kind begon te herbeleven. Hoe vaker de naam van het kind genoemd werd, hoe bleker ik werd. De tranen begonnen te prikken. Ik probeer ze weg te vegen, maar er was geen houden meer aan. Een nieuwe angst werd geboren…. Want wat, als ik ook ga dementeren en de alle realiteitszin verlies? Wat als ik alles opnieuw moet beleven? De angst, de onzekerheid, de onmacht en vooral de snijdende pijn? De alles verterende pijn van het verlies van ons mooie, prachtige, volmaakte meisje. Nee, dat wil ik niet.
Uit alle macht probeer ik alles te relativeren. Dit hoeft mij niet te overkomen. Het verhaal is fictie. Er komt geen dementie voor in mijn familie. Wellicht word ik niet eens zo oud dat ik ga dementeren.
Ik vraag mij voor de zoveelste keer af of ik zelf bang ben voor de dood. Ik realiseer mij dat ik dit niet ben, maar dat het mij wel fijn lijkt dat ik dan weer samen ben met Juliëtte*. Maar op het volgende moment bedenk ik direct vol schuldgevoel dat ik voor altijd hier wil blijven, met mijn levende kinderen. Ze zijn het licht in mijn leven. Voor hen wil ik al mijn pijn dragen, maar toch neemt soms de angst, met alle gedachten en tranen die daarbij horen, de overhand. Ik kan gewoonweg niet stoppen met huilen.
Zes jaar en zeven maanden gevangen in mijn eigen verdriet. Soms zijn de dagen zo ontzettend zwart, dat ik het roze gewoonweg niet meer zie.
Op het moment dat ik dit schrijf regent het hard. Heel hard. Ik zie het als bevestiging. Ik hou ervan als het regent als ik in mijn diepste verdriet zit. Dan is het toch net wat draaglijker… de wereld lijkt mee te huilen en zo voel ik mij iets minder alleen in mijn rouw. Ik wil mijn verhalen altijd met een positieve noot afsluiten, maar vandaag lukt dat niet. Er komt gewoonweg geen positief woord in mij op. Voor nu besluit ik dat soms het hebben van verdriet er ook maar even mag zijn en dat het morgen vast weer lichter wordt.
Verdriet van lang geleden (2)
Fantoomgevoel
Ben je een ledemaat kwijtgeraakt? Dan kan het zomaar gebeuren dat je overvallen wordt door fantoomgevoelens. Je voelt dan warmte, tintelingen of jeuk in het lichaamsdeel dat er niet meer is. En als het pijn doet heet het fantoompijn.
Oktober 1989
Het is nu ruim twee maanden geleden dat ‘het’ allemaal gebeurde. Dat de wereld met een schok tot stilstand kwam. Dat ik moeder werd. Dat ik mijn eerste kindje in mijn armen hield, na een zwangerschap van 43 weken. Dat ik dacht nooit meer een stap vooruit te kunnen zetten, terwijl ik geen ledemaat had hoeven laten amputeren. Mijn kind was in mijn buik gestorven; op het allerlaatste moment bleek mijn buik toch niet de veiligste plek op aarde. Ik had zo van het zwanger-zijn gehouden. Van de trappelende voetjes op onverwachte momenten. Van het samen.
Ook vandaag dragen mijn beide benen mij voor de zoveelste keer rusteloos door het huis, van de woonkamer naar de keuken. Staan ze stil bij de grote voorraadkast. Die zit gelukkig goed dicht, want ik wil er al weken niet in kijken. Ik wil niet dat al die ongeopende rollen beschuit eruit komen tuimelen. Verder gaat het, het kleine gangetje door, naar de babykamer. Ik ruik het nieuwe beukenhout van de babymeubels. Het ruikt net als in de wachtkamer van de verloskundige. Ik weet dan nog niet, dat ik die geur nog heel vaak op de meest onverwachte momenten ineens zal ruiken.
Weer sta ik voor het raam en kijk ik naar het lege merelnest in de appelboom. Naar het grasveldje met daarachter de snelstromende beek. ‘Panta Rei’, had de huisarts gezegd, ‘alles stroomt. Het leven gaat ook verder.’ Hij stond wijdbeens voor ditzelfde raam, handen in zijn broekzakken, zijn blik in de verte. Ik denk aan deze woorden, hoe ze van me af gleden en hoe ik had gewild dat hij wegging.
En dan gebeurt het. Ik voel de baby in mijn buik bewegen! Meteen leg ik intuïtief mijn handen om mijn buik en mijn hart maakt een sprongetje. Maar nog voordat ik opnieuw heb kunnen inademen is daar het besef: Er. Is. Geen. Baby.
Mijn handen fladderen raar omlaag, hangen als vreemde vlerken langs mijn lichaam. Mijn buik voelt ijskoud, mijn wangen gloeien. Een huilbui als een vulkaanuitbarsting is in aantocht.
‘Fantoompijn!’ besef ik. Want wat doet dit afschuwelijk veel pijn, elke keer opnieuw. Ik ben gewaarschuwd voor van alles, voor lompe opmerkingen, lekkende borsten en eenzame dagen. Maar waarom heeft niemand me verteld dat mijn lijf me bijna elke dag zo wreed voor de gek zou houden?
Vader Beer en meneer Uil
Vannacht liep vader Beer door het bos. Hij kon niet slapen en ging naar buiten, naar het donkere bos. Hij liep zo ver, dat niemand hem meer kon zien. Op een omgevallen boomstam plofte hij neer. Het was stil en koud. Beer boog zijn kop en sloeg zijn poten voor zijn ogen.
Hier kan ik huilen, dacht Beer. Hier ziet niemand mij. Het duurde maar eventjes, hij kon eigenlijk niet zo goed huilen. Als beer wilde hij altijd sterk zijn. Sterk voor zijn vrouw, sterk voor de andere beren en sterk voor zichzelf. Zijn vrouw liet haar tranen makkelijker aan hem zien. Vader Beer gedroeg zich als een sterke beer. Uit liefde voor zijn vrouw. Diep vanbinnen huilde hij even hard mee, maar liet dat niet merken. Het zou zijn vrouw nog verdrietiger maken, dacht hij.
‘Joehoe, oehoe!,’ klonk er opeens. Beer keek om zich heen, maar zag niets. ‘Hier, boven je!’ Beer keek omhoog. ‘Joe, ik ben meneer Uil.’ ‘Oh, eh, hoi…, ik ben meneer Beer,’ bromde vader Beer. Hij voelde zich betrapt. Zwijgend keken de dieren elkaar aan. ‘Zeg, wat brengt jou hier op dit tijdstip in het bos?’ vroeg meneer Uil. ‘Tja, nou, haha, je hebt geen idee wat je vraagt… Wil je het echt weten?!,’ hakkelde Beer. ‘Als je het wilt zeggen, luister ik graag naar je, wat er ook is,’ antwoordde Uil.
Beer ging rechtop zitten, klaar om te vertellen. ‘Op een dag waren we heel blij, omdat we babybeertjes zouden krijgen. We kochten kleertjes en bedjes en droomden over hoe het leven met hen zou zijn. Hoe we voor hen zouden zorgen. Maar plotseling ging het mis. De beertjes werden te vroeg geboren. Ze waren zo klein, dat ze niet konden ademen. Ze leefden niet meer. De bedjes bleven leeg. Mijn vrouw en ik bleven alleen achter.’
Beer stopte even met praten. Uil keek hem afwachtend aan. ‘Ik weet het soms gewoon niet meer,’ zuchtte Beer. ‘Ik doe mijn best er nog iets van te maken, maar ja…’ Zijn lip trilde. ‘We missen de kleintjes enorm en het is zo oneerlijk. Ik ben niet alleen verdrietig, maar ook boos dat het zo gelopen is. Hoe moet het nu verder?’ Hij keek naar boven. Meneer uil zat zwijgend te luisteren. Peinzend keek hij het donkere bos in. Uiteindelijk keek hij Beer aan en zei: ‘ik heb daar geen antwoord op.’
Een stilte volgde. Beide dieren overdachten het verhaal van Beer. Uiteindelijk trok Uil zijn kop een beetje scheef, richtte zijn blik op Beer en zei: ‘Maar ik wil wel dat je mij nog vaak over je kindjes vertelt.’ Verrast keek Beer op. ‘Natuurlijk, met alle liefde,’ lachte hij, ‘het zijn immers mijn kleine beertjes!’ Beer gloeide van trots dat Uil alles over zijn beertjes wilde weten. Wat had hij hen graag eens meegenomen naar het bos. Hij miste hen ontzettend. Gelukkig kon hij bij Uil met liefde over hen praten. En als hij verdrietig was of boos, vond hij bij Uil troost.
Nooit had hij verwacht dat hij Uil zou tegenkomen deze nacht. Terwijl het donker was in zijn leven, keek er toch iemand naar hem om. ‘Ik ga weer naar huis, meneer Uil,’ zei hij, terwijl hij opstond. ‘Bedankt dat je naar mij wilde luisteren. Ik kom graag eens terug!’ ‘Geen dank,’ antwoordde Uil, ‘ik luister graag, dat zit in mijn aard. Ik houd de komende tijd een oogje in het zeil.’ Opnieuw keek hij hem met een schuine kop aan en gaf hem een vette knipoog, als teken van afscheid. ‘Joehoe, vader Beer!,’ riep hij. Beer keek naar boven en zwaaide met zijn poot: ‘Doei beste Uil, tot snel!’ En zo vertrok Beer weer uit het bos. Wat was hij blij dat hij Uil had leren kennen en dat hij bij hem zijn vaderhart kon uitstorten.
Ik wil jou
Lieve Fiene,
Ik wil jou, alleen maar jou
Ik wil jou zien
Ik wil jou voelen
Ik wil jou vasthouden
Ik wil jou ruiken
Ik wil jou proeven
Ik wil jou kriebelen
Ik wil jou optillen
Ik wil je troosten
Ik wil jou wiegen
Ik wil jou opeten
Ik wil met jou stoeien
Ik wil met jou lachen
Ik wil met jou praten
Ik wil met jou eten
Ik wil met jou kletsen
Ik wil ruzie met jou kunnen maken
Ik wil boos op jou kunnen worden
Ik wil samen met jou je kamer opruimen
Ik wil jou helpen met je huiswerk
Ik wil jou naar je vriendinnetjes brengen
Ik wil jou ook weer ophalen
Ik wil naast jou liggen
Ik wil met je winkelen
Ik wil met je naar de bioscoop
Ik wil met jou een weekend weg
Ik wel jou aan onze eettafel
Ik wil met jou op de bank zitten
Ik wil jou, alleen maar jou
Ik wil jou met je zusje en je broertjes
Veel liefs mama
Leven na Jolie
Hoe kon ik me overgeven aan het leven, dat een kind van mij genomen had?
Mijn oma overleed deze week op 90-jarige leeftijd. Hoewel ze nog scherp van geest was, hoefde het voor haar niet meer. “Vergeet niet te leven”, zei ze, toen ik haar voor het laatst bezocht. “Echt te léven, ik heb te veel gewerkt en te weinig geleefd”. Ik kreeg een brok in mijn keel. Want juist dit léven was voor mij de afgelopen jaren zo ingewikkeld. Het is niet de rauwe rouw, maar de sluier die ik erna ervaarde, die het voluit leven in de weg stond. Niet omdat ik me op mijn werk stortte, maar omdat ik niet meer wist hoe ik me kon overgeven aan het leven, dat een kind van mij genomen had. Ik kon me gewoon niet meer ontspannen.
Tweede Kerstdag is het vijf jaar geleden dat Jolie geboren werd, en drie dagen later overleed. Op een vreemde manier voelde ik me heel levend toen ze net overleden was. Ik stelde me ervoor open alles te doorleven, ook de woede, wanhoop en jaloezie. De lelijke kant van rouw. Ik was dit Jolie en mezelf verschuldigd. En ik wist ook eigenlijk niet hoe het anders moest. En toen raakte ik opnieuw zwanger. Een halfjaar nadat we Jolie begraven hadden. Ik had weer iets te verliezen. Doorléven werd overleven. Ik stopte met de EMDR-sessies en de focus kwam te liggen op het nieuwe leven. Dat móest ik vasthouden, letterlijk. Ik hield m’n kaken stijf op elkaar tot ze gezond en wel geboren werd, onze Minou. Levend, godzijdank!
Maar ook de in jaren die volgden lukte het niet me echt te ontspannen. Ik kon me weer gelukkig voelen, maar miste flow in mijn leven, het gevoel dat het stroomt, dat het leven soms gewoon vanzelf gaat. Ik was verleerd te dansen met het leven. De kaakspanning bleef, als een zeurende herinnering aan mijn interne worsteling. Ondanks alle therapieën en strategieën die ik daarvoor inzette. En nee, het is geen onverwerkt verdriet of knagend trauma. Het is meer dat ik niet meer weg kon kijken voor de opgaven die ik toch al had. Jolie maakte me meer bewust van mezelf, legde lagen bloot die ik misschien liever zelf niet zag. Ze gaf me een nieuw perspectief.