We rijden met onze jongste dochter de parkeergarage van het ziekenhuis in. Ze heeft een reguliere controle bij de kinderarts. Ik vind het helemaal niks om hier te zijn. De parkeergarage is een drama, het ziekenhuis vind ik verschrikkelijk en de kinderarts is vast niet aardig, ook al moet de afspraak nog plaatsvinden en heb ik de arts nog nooit gezien of gesproken. Ik loop met buikpijn door de gangen van het ziekenhuis. Ik neem alles in me op. Mijn ademhaling gaat sneller en mijn maag draait zich bijna om. Ik moet me niet zo aanstellen. We zijn hier voor Linn, het is gewoon een reguliere controle bij de kinderarts. Niets meer, niets minder. 

Het is tien jaar geleden dat we hier waren en alles voorgoed veranderde. Tien jaar geleden zetten we de auto in dezelfde parkeergarage. Ik stapte uit de auto; we zeiden niets. Ik hoorde alleen het geluid van de regen buiten en auto’s die voorbij reden. Ik voelde een arm om mij heen; we hielden elkaar stevig vast. Ik proefde het zout van mijn tranen en er verschenen donkere plekjes op de betonnen vloer doordat mijn tranen van mijn wangen rolden en op de vloer belandden. 

Een tas vol spullen, omdat we geen idee hadden hoe lang we hier zouden blijven. Ik zou gaan bevallen van ons eerste kindje, ons eerste kindje waarvan we die ochtend hadden gehoord dat hij was overleden in mijn buik. 

Al die jaren ben ik hier niet meer binnen geweest. Soms reden we met de auto langs het ziekenhuis. Ik telde de verdiepingen en zocht naar een raam van de kamer waar Boris geboren was. Ik voelde altijd al een naar gevoel in mijn buik, maar nu we terug waren in het ziekenhuis werd ik overvallen door alles wat ik ervaarde op deze plek: de geur, de gangen, de trap waar we liepen. Ik word misselijk en twijfel of ik naar het toilet moet rennen. Herinneringen komen boven alsof ik hier gisteren nog was. 

We lopen langs de balie waar ik mij tien jaar geleden moest melden. De verloskundige had ons doorverwezen, omdat er geen hartslag meer te horen was. Ik zie een man en een vrouw lopen, ze huilen. Het raakt me en het wordt wazig; mijn ogen zich vullen met tranen. Ik durf niet te kijken naar die plek waar ik tien jaar geleden stond en houd mijn blik recht vooruit naar de balie waar wij moeten zijn. Gelukkig worden we meteen doorgestuurd naar een voor mij nog onbekende gang. 

Pas wanneer we de parkeergarage uitrijden, voel ik hoe ik mijn schouders laat zakken en weer dieper kan ademhalen. Ik besef me dat het geen vreselijke parkeergarage is en dat de kinderarts best vriendelijk was; ze deed ontzettend haar best. Het waren de herinneringen aan de plek waar mijn leven tien jaar geleden voorgoed veranderde. De plek waar de oude Rianne het ziekenhuis naar binnen liep en nooit meer als diezelfde persoon naar buiten kwam. De plek waar alles anders werd. Ik kreeg het meest verwoestende bericht dat ik maar kon krijgen; ik heb geschreeuwd en gehuild. Ik kreeg de onmenselijke taak om te bevallen van een kindje dat niet meer leefde, onze lieve Boris.

In dat ziekenhuis, op die plek werd ik moeder op een manier die ik nooit voor ogen had gehad. Op die plek werd mijn hart gevuld met liefde en verdriet en dat zal voor altijd zo blijven, want het verdriet is er omdat er zo veel liefde is voor onze lieve Boris.