Wet- en Regelgeving

Wet- en Regelgeving rondom het overlijden van een baby is veelzijdig en in sommige gevallen ingewikkeld. Stille Levens is betrokken geweest bij een aantal wetswijzigingen waarbij de belang van de baby en de ouder altijd voorop staan.

Wetgeving Late Zwangerschapsafbreking, Levensbeëindiging bij Pasgeborenen en Levensbeëindiging Kinderen 1-12

Vanaf 1 februari 2024 is de regeling late zwangerschapsafbreking voor de groep pasgeborenen (tot 1 jaar) uitgebreid met de groep kinderen van 1 tot en met 11 jaar. Zorgverleners moeten bij een het voorlichten over een mogelijke keuze tot late zwangerschapsafbreking of bij  levensbeëindiging van een pasgeborene goed op de hoogte te zijn van de Regeling LZA en LP.  Vanwege de complexiteit over deze wetgeving wordt er hier uitgebreid uitleg gegeven.

Wet op de lijkbezorging

De Wet op de lijkbezorging is een wet waarin veel geregeld en vastgelegd is met betrekking tot het overlijden van personen. Een deel daarvan is relevant voor sterfte rondom de geboorte. Voor baby’s die geboren zijn vóór een zwangerschapsduur van 24 weken (levend of levenloos) is deze wet niet van toepassing en is niets verplicht of verboden. Een uitzondering hierop is de situatie dat een baby bij een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken langer dan 24 uur heeft geleefd. In dat geval is er wel begraaf- of crematieplicht.

Vervoer van de overleden baby

Het is wettelijk geregeld dat een overledene ‘gepast’ moet worden vervoerd. Het is niet verplicht dat dit door een uitvaartbegeleider moet worden verricht. Het vervoeren van een overleden baby in de auto van de ouders wordt gezien als ‘gepast vervoer’ en is wettelijk geoorloofd. Dit vervoer mag in een autostoeltje, een wiegje, een reismandje of in de armen van een van de ouders. Wettelijk gezien is er voor vervoer van de overleden baby geen artsenverklaring nodig. Ook als de baby (ongepland) thuis dood wordt geboren, mag hij in elk gepast vervoersmiddel naar het ziekenhuis worden vervoerd zonder artsenverklaring.

Veel ziekenhuizen geven voor vervoer wel een artsenverklaring mee aan de ouders. In deze verklaring staan meestal de datum en het tijdstip van overlijden, de zwangerschapsduur en de mededeling dat de ouders de baby zelf vervoeren.

Begrafenis- of crematieplicht

Zwangerschapsduur 24 weken of meer

  •  Baby’s geboren bij een zwangerschapsduur van 24 weken of meer vallen onder de Wet op de lijkbezorging. Hiervoor geldt een wettelijke begraaf- of crematieplicht.
  • Een arts stelt de dood van de baby vast en geeft een officiële verklaring van overlijden af. Op dit zogenaamde A-formulier staat of de baby levenloos is geboren of wanneer hij is geboren en overleden. Deze overlijdensverklaring is nodig om bij de burgerlijke stand aangifte te doen en het verlof tot begraving of crematie te krijgen. De arts vult daarnaast een zogenaamd B-formulier in waarop (anoniem) de doodsoorzaak staat.
  • Ouders hebben twee opties bij de keuze wie de uitvaart van de baby verzorgt: of een uitvaartbegeleider regelt de uitvaaart of de ouders regelen alles zelf.
  • Begraven of cremeren mag niet eerder dan 36 uur na het overlijden en niet later dan zes werkdagen na het overlijden. Het weekend en feestdagen zijn geen formele werkdagen.
  • Is de moeder van de baby lichamelijk nog niet in staat om bij de uitvaart aanwezig te zijn, dan bestaat de mogelijkheid om uitstel aan te vragen bij de gemeente. Uitstel wordt aangevraagd via de burgemeester van de gemeente waar de baby overleden is.
  • De uitvaarbegeleider moet het uitstel tijdig weten. Gemeenten rekenen kosten voor het behandelen van een verzoek tot uitstel.
  • Er kan ook van de termijn afgeweken worden vanwege godsdienstige redenen of als familie uit een ver land moet overkomen.
  • Voor het vervroegen van begraven of cremeren is toestemming nodig van de officier van justitie en van de burgemeester van de gemeente waar de baby overleden is. Voor de aanvraag moet een arts een verklaring van geen bezwaar geven. Deze wordt samen met de aangifte van overlijden bij de burgerlijke stand ingeleverd.
  • Na een crematie moet het crematorium de as van de overleden baby minimaal één maand bewaren voordat de asbus aan de nabestaanden overdragen mag worden.

Zwangerschapsduur minder dan 24 weken

  • Als de baby bij een zwangerschapsduur van korter dan 24 weken geboren is (levend of levenloos) dan is de Wet op de lijkbezorging niet van toepassing. Een uitzondering hierop is een situatie waarbij een baby met een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken levend wordt geboren en meer dan 24 uur leeft: dan geldt wel de begraaf- of crematieplicht.
  • Ouders hebben drie opties wie de uitvaart van hun baby verzorgt: de uitvaartbegeleider, zijzelf of het ziekenhuis. Bij de laatste optie draagt het ziekenhuis zorg voor een gratis collectieve crematie of begrafenis. Elk ziekenhuis heeft zijn eigen protocol ten aanzien van aanwezigheid bij de plechtigheid en eventueel meekrijgen van as. Sommige ziekenhuizen sturen op verzoek een bericht als de as is uitgestrooid.
  • De baby kan begraven worden op een officiële begraafplaats of gecremeerd worden. De gemeente geeft na overleg van een verklaring van de behandelend arts een verlof tot begraven of cremeren af. De ouders kunnen daarna de overleden baby begraven of cremeren.
  • Uit de verklaring van de behandelend arts moet blijken dat de baby dood is geboren of dat het gaat om een baby van minder dan 24 weken oud die levend is geboren, maar binnen 24 uur is overleden.
  • De baby mag ook begraven worden in eigen tuin of op een ander terrein, mits de eigenaar van dit terrein toestemming heeft gegeven. Het is goed om stil te staan bij de vraag wat er gebeurt als ouders gaan verhuizen en het huis waar de grond op staat verkocht wordt.
  • Na een crematie moet het crematorium de as van de overleden baby minimaal één maand bewaren voordat de asbus aan de nabestaanden overdragen mag worden.

Buitenland

  • Ouders die ervoor kiezen hun baby in het buitenland te laten begraven, moeten altijd een plaatselijke uitvaartbegeleider in het desbetreffende land in de arm nemen, ongeacht de zwangerschapsduur. Er moet rekening worden gehouden met andere regels en gebruiken dit in het buiteland gelden. Crematie is niet in alle landen toegestaan. Ook zijn er landen waar het gebruikelijk is dat het lichaam gebalsemd wordt.
  • Voor het vervoer naar het buitenland kan het beste een internationale uitvaartonderneming benaderd worden. Zij kunnen helpen bij bepaalde religieuze gebruiken en wat er nodig is aan documenten voor transport en uitvaart aldaar.
  • Voor het uitvoeren van as naar het buitenland zijn er geen wettelijke documenten nodig. Een verklaring van overlijden en van de crematie wordt wel geadviseerd. Voor vervoer met de auto zijn er (na de termijn van één maand) geen beperkingen. Sommige luchtvaartmaatschappijen stellen eisen aan het vervoer. Voor lokale invoerregels moet met de ambassade in het buitenland contact op worden genomen.

Inschakelen forensisch arts

Vanuit de Wet op de lijkbezorging en de NODOK (Nader Onderzoek DoodsOorzaak)-procedure moet bij het overlijden van elke minderjarige overleg plaatsvinden met de dienstdoende GGD-arts. Deze arts is geregistreerd als forensisch arts en heeft een 24-uursdienst voor gemeentelijke lijkschouw. De GGD-arts zal enkele vragen stellen en gegevens noteren. Als er sprake is van onverklaard overlijden, dan kan besloten worden nader onderzoek in te stellen: de NODOK-procedure. Deze wordt alleen ingezet na toestemming van de ouders en wordt uitgevoerd in één van de deelnemende universitaire medische centra. De ouders kunnen ook toestemming geven voor slechts een deel van het onderzoek. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de doodsoorzaak. Meer info lees je hier.

Bij sterfte rondom de geboorte, is het niet nodig om de NODOK-procedure op te starten. De Perinatale Audit wordt dan als adequate regeling gezien.

De naam van de dienstdoende forensisch arts van de GGD met wie overleg is gevoerd, moet worden genoteerd. Deze arts is 24 uur per dag telefonisch bereikbaar. De wijze van bereikbaarheid wisselt per regio en is op de website van de regionale GGD vindbaar. Deze telefoonnummers kunnen het beste toegevoegd worden aan het ziekenhuisprotocol en indien mogelijk aan het (digitale) B-formulier.

Aangifte en naamgeving

Aangifte doen

Waar aangifte doen?
Aangifte van geboorte moet altijd worden gedaan in de gemeente waar de baby geboren is en niet in de gemeente waar de ouders wonen. Alleen als een baby levend is geboren, daarna is vervoerd naar een andere gemeente en daar is overleden, volgt er aangifte van overlijden in de gemeente van overlijden. Aangifte kan worden gedaan door de ouder(s) de uitvaartbegeleider. Ook elke andere aanwezige bij de geboorte heeft het recht de aangifte te verzorgen. Aangifte doen kost niets. Gemeenten rekenen wel kosten (leges) voor een afschrift of uittreksel van akte(s). Aangifte kan bij sommige gemeentes digitaal, bij andere moet dit op het gemeentehuis of kan het in het ziekenhuis.

Adviseer ouders, indien zij zelf aangifte willen doen, om bij de gemeente van te voren een afspraak te maken. In veel gemeenten is het loket voor de geboorteaangifte hetzelfde als dat voor overlijden. Confrontatie met verheugde ouders die geboorteaangifte doen of een ambtenaar die de situatie lastig vindt, wordt liever zo veel mogelijk vermeden.

Wanneer aangifte doen?
Aangifte van overlijden moet volgens de wet binnen 6 werkdagen na de dag van overlijden en voor de uitvaart. De gemeente heeft hiervoor het zogenaamde A-formulier nodig. De verklaring van overlijden, en het B-formulier, het doodsoorzakenformulier, dat de arts na overlijden heeft ingevuld, moet worden opgestuurd. Het B-formulier stuurt de gemeente (ongezien) door naar het Centraal Bureau voor de Statistiek. Bij de aangifte wordt een overlijdensakte opgemaakt en geeft de gemeente toestemming met het zogenaamde ‘verlof voor het begraven of cremeren’. Dat verlof heeft een begraafplaats of crematorium  (en vaak ook de uitvaartbegeleider) nodig om de baby te begraven of cremeren.

Akte van geboorte
Het opmaken van een akte van geboorte is niet afhankelijk van de zwangerschapsduur en wordt opgemaakt voor elke levend geboren baby. Al deze kinderen komen in de Basisregistratie Personen (BRP). Als de baby op het moment van aangifte al is overleden, worden er direct twee aktes opgemaakt: een geboorteakte en een akte van overlijden. De baby komt hiermee in de BRP en in het overlijdensregister. Niet alle ambtenaren van de gemeente zijn op de hoogte van deze wetgeving.

Als de baby dood geboren is, onafhankelijk van de zwangerschapsduur, wordt er géén normale geboorteakte opgemaakt en komt de baby niet in de BRP. Er wordt wel een akte opgemaakt van een levenloos geboren baby die inhoudelijk overeenkomt met een geboorteakte. De ouders ontvangen een ‘akte van geboorte (levenloos)’. Dit is een officieel document en wordt behandeld als een geboorteakte is. Doodgeboren baby’s worden alleen in het overlijdensregister opgenomen en zijn dan nog niet zichtbaar in de BRP-registratie.

Registreren in de BRP
Per 4 februari 2019 is – mede door Stille Levens - de wet aangepast waardoor op verzoek van een ouder ook een doodgeboren baby (ongeacht de zwangerschapsduur) op de persoonslijst van de ouders in de BRP kan worden opgenomen. Indien een ouder daar voor kiest, dan is bij de gezinssamenstelling de naam van de levenloos geboren baby te zien, bijvoorbeeld als een ouder inlogt op mijnoverheid.nl. Kijk voor meer informatie over registreren in de BRP hier.

Meer informatie: Rijksoverheid.nl

Keuze van de achternaam voor doodgeboren baby’s

Ouders kunnen, als het om een eerstgeborene gaat, de achternaam van hun doodgeboren baby kiezen. Dit kan ongeacht de zwangerschapsduur. Sinds 1 januari 2024 kunnen ouders hun eerste kind als dat op (of na) 1 januari 2024 wordt geboren de achternamen van beide ouders geven. Er mogen niet meer dan 2 achternamen worden gegeven. Het is niet verplicht een gecombineerde achternaam te kiezen. Als het eerste kind levenloos geboren is, wordt de achternaam van dit kind niet automatisch overgenomen voor daarna (levend) geboren kinderen uit dezelfde relatie. Ouders kunnen dan opnieuw een achternaam geven. Als ouders niet getrouwd zijn of geen geregistreerd partnerschap hebben, dan kan de baby alleen de naam van de vader krijgen als hij de ongeboren baby wettelijk erkend heeft. Kijk voor meer informatie over dubbele naamgeving en aangifte hier.

Meer informatie: Rijksoverheid.nl

Keuze van de achternaam voor levend geboren kinderen

Voor de geboorte van de eerste baby, kunnen de ouders zelf kiezen of de baby de achternaam van de partner of van de moeder krijgt. Sinds 1 januari 2024 kunnen ouders kiezen om hun eerste kind als dat op (of na) 1 januari 2024 wordt geboren de achternamen van beide ouders geven. Er mogen niet meer dan 2 achternamen worden gegeven.

De gekozen achternaam geldt ook voor alle volgende kinderen in dezelfde relatie. Deze naam kan voor de geboorte of tijdens de geboorteaangifte worden vastgelegd. Daarvoor moeten beide ouders samen naar de ambtenaar van de burgerlijke stand. Schriftelijk regelen of regelen door een van de ouders is niet mogelijk.

Indien de erkenning en naamgeving niet is vastgelegd op het moment van geboorte gelden in diverse situaties diverse afspraken voor automatisch vastleggen van de achternaam. Hebben de ouders in de zwangerschap niets laten vastleggen en zijn ze het niet eens met de afspraak tot automatische naamkeuze, dan is er geen andere keus dan samen de aangifte van de geboorte te regelen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit moet binnen 3 kalenderdagen na de geboorte van de baby (met enkele uitzonderingsregels voor dagen in het weekend).

Bijschrijven in het trouwboekje

Alle geboren kinderen mogen worden bijgeschreven in het trouwboekje. Wordt de baby doodgeboren onder de 24 weken zwangerschap en gaan ouders niet naar de burgerlijke stand, dan mogen zij zelf de naam van hun baby in hun trouwboekje bijschrijven. In alle andere gevallen kan de baby direct bij de aangifte worden bijgeschreven door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente waar de baby geboren is.

Wettelijk verlof

Vanuit de Wet arbeid en zorg is geregeld dat een werknemer verlof mag opnemen. Dit geldt voor bijvoorbeeld zwangerschaps- of zorgverlof. Ander verlof (zoals verlof voor een begrafenis) is geregeld in een CAO of arbeidsovereenkomst. Dit wordt bijzonder verlof genoemd.

Zwangerschaps- en bevallingsverlof bij overlijden baby

Alle werknemers in loondienst hebben vanaf een zwangerschapsduur van 24 weken recht op betaald zwangerschaps- en bevallingsverlof. Dit verlof duurt in totaal minimaal 16 weken (alle dagen die een vrouw na de uitgerekende datum nog zwanger is zijn extra dagen en gaan niet af van het bevallingsverlof).

Regeling zwangerschapsverlof
Het zwangerschapsverlof gaat 4 tot 6 weken voor de uitgerekende datum in. Deze periode wordt door de vrouw in overleg met de werkgever en zorgverlener gekozen en heet flexibiliseringsperiode. Het zwangerschapsverlof eindigt op de dag van de geboorte. Het bevallingsverlof gaat in op de dag van de geboorte van de baby en duurt 10 weken waarvan de eerste 6 weken aaneengesloten dienen te worden opgenomen. Er is altijd recht op 16 weken verlof, ook als een vrouw te vroeg (maar wel na 24 weken) is bevallen. Buiten deze periode kan er aanspraak gemaakt worden op de ziektewet.

Zwangerschapsverlof voor en na 24 weken zwangerschapsduur
Het overlijden van de baby heeft geen invloed op het recht op zwangerschapsverlof. Bij een bevalling van een zwangerschapsduur vanaf 24 weken is er recht op zwangerschapsverlof als dit recht er ook was geweest als de baby niet zou zijn overleden. Vóór de 24e zwangerschapsweek bestaat er geen recht op zwangerschapsverlof. Het verlof wordt dan aangemerkt als ziekteverlof met de bijbehorende mogelijkheden tot uitkering.

Zwangerschapsverlof bij een meerlingzwangerschap

Vanaf 1 april 2018 is het zwangerschapsverlof bij meerlingen uitgebreid naar 20 weken verlof (8-10 weken zwangerschapsverlof en 10 weken bevallingsverlof).

Meer informatie: UWV.nl: website met informatie over zwangerschap- en bevallingsverlof

Ziekteverlof

In de periode waarin er recht is op zwangerschapsverlof (6 weken voor de uitgerekende datum tot 10 weken na de geboorte) vervalt het recht op ziekteverlof. Een zwangere vrouw kan zich dan niet ziek melden. Ook niet voor halve dagen. Het zwangerschapsverlof gaat dan in. In de periode buiten het zwangerschapsverlof kan een vrouw aanspraak maken op de ziektewet indien werk(hervatten) (nog) niet gaat. Vindt de bevalling plaats voor 24 weken zwangerschap, dan kan een vrouw geen aanspraak maken op het zwangerschapsverlof. Een uitkering verloopt dan via de ziektewet-regeling.

Zwangerschaps- en bevallingsverlof zelfstandigen

Indien een vrouw zwanger is en daarnaast ook zelfstandig ondernemer, meewerkende in het bedrijf van haar partner of freelance medewerker, dan is er in bepaalde situaties recht op een ZEZ-uitkering (ZEZ = Zwanger en Zelfstandig). Dit geldt ook als zij niet vrijwillig verzekerd is voor de ziektewet. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de inkomsten in het voorafgaande jaar maar nooit hoger dan het wettelijk bruto minimum loon.

Meer informatie: UWV

Indien een vrouw particulier verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid, geef dan advies om de polisvoorwaarden te bekijken of laat haar contact opnemen met de verzekeringsmaatschappij.

Calamiteitenverlof of kort verzuim verlof

Onder bepaalde omstandigheden kunnen werknemers calamiteitenverlof of kort verzuim verlof opnemen. Dit verlof moet zo snel mogelijk worden gemeld bij de werkgever. Hierbij moet officieel aangegeven worden hoe lang het verlof waarschijnlijk gaat duren. Van de werkgever wordt begrip en flexibiliteit verwacht. Het verlof duurt volgens de wet ‘zolang als nodig is om het privéprobleem op te lossen’. Dit verlof is niet gemaximeerd. De lengte van het verlof wordt door de werknemer bepaald en moet redelijk zijn voor de onderliggende omstandigheden. De werkgever mag een redelijk verzoek niet weigeren en het loon wordt doorbetaald.

In de CAO of in de regeling van ondernemersraad of personeelsvertegenwoordiging kunnen andere afspraken zijn gemaakt. Indien dit het geval is gelden deze regels.

Meer informatie: Rijksoverheid

Regelingen voor partners

Voor partners in loondienstverband zijn er geen wettelijke regelingen voor het opnemen van bijzonder verlof na het overlijden van een eigen baby. Enkele regelingen die gelden bij de geboorte van een levend kind, gelden ook in de situatie waarbij de baby is overleden.
Adviseer de ouders om hulp van de werkgever of bedrijfsarts te vragen bij het aanvragen van verlofregelingen en niet alles zelf uit te zoeken.

Calamiteitenverlof

Ook partners kunnen gebruik maken van het calamiteitenverlof.

Geboorteverlof (partnerverlof)

Partners hebben recht op een werkweek betaald geboorteverlof. Het aantal uren komt overeen met de normale uren van de werkweek, maar hoeft niet aaneengesloten opgenomen te worden. Dit is een verlof dat door de werkgever niet mag worden geweigerd. Het salaris wordt doorbetaald door de werkgever. Het verlof moet binnen 4 weken na de geboorte worden opgenomen. Er is wel een aantal voorwaarden aan dit verlof verbonden.

Meer informatie:
Rijksoverheid

Aanvullend geboorteverlof

Na opname van het geboorteverlof heeft de partner recht op aanvullend geboorteverlof van 1 tot maximaal 5 weken. Dit verlof mag niet door de werkgever worden geweigerd. De partner ontvangt geen salaris maar een uitkering via het UWV. Het verlof moet binnen 6 maanden na de geboorte worden opgenomen.

Meer informatie: Rijksoverheid

Zwanger en een uitkering

Indien de vrouw een WAO-, Wajong, IVA-, loonaanvullings- (LAU) of vervolguitkering (VVU) ontvangt, dan loopt deze gewoon door. Er is geen recht op een aparte zwangerschaps- en bevallingsuitkering. Is er een uitkering via de WW-, Ziektewet- of loongerelateerde WGA-uitkering van het UWV, dan heeft de vrouw recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

Meer informatie: UWV.nl