Het is belangrijk dat zorgverleners op de hoogte zijn van wet- en regelgeving rondom het overlijden van een baby.
De Wet op de lijkbezorging is een wet waarin veel geregeld en vastgelegd is met betrekking tot het overlijden van personen. Een deel daarvan is relevant voor perinatale sterfte. Voor baby’s die geboren zijn vóór een zwangerschapsduur van 24 weken (levend of levenloos) is deze wet niet van toepassing en is niets verplicht of verboden. Een uitzondering hierop is de situatie dat een baby bij een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken langer dan 24 uur heeft geleefd. In dat geval is er wel begraaf- of crematieplicht.
Het is wettelijk geregeld dat een overledene ‘gepast’ moet worden vervoerd. Het is niet verplicht dat dit door een uitvaartbegeleider moet worden verricht. Een overleden baby vervoeren in de auto van de ouders wordt gezien als ‘gepast vervoer’ en is geoorloofd. Dit vervoer mag in een autostoeltje, een wiegje, een reismandje of in de armen van een van de ouders. Wettelijk gezien is er voor vervoer van de overleden baby geen artsenverklaring nodig. Ook als de baby (ongepland) thuis dood wordt geboren, mag hij in elk gepast vervoersmiddel naar het ziekenhuis worden vervoerd zonder artsenverklaring.
Veel ziekenhuizen geven voor vervoer wel een artsenverklaring mee aan de ouders. In deze verklaring staan meestal de datum en het tijdstip van overlijden, de zwangerschapsduur en de mededeling dat ouders de baby zelf vervoeren.
Vanuit de Wet op de lijkbezorging en de NODOK (Nader Onderzoek DoodsOorzaak)-procedure moet bij het overlijden van elke minderjarige overleg plaatsvinden met de dienstdoende GGD-arts. Deze arts is geregistreerd als forensisch arts en heeft een 24-uursdienst voor gemeentelijke lijkschouw. De GGD-arts zal enkele vragen stellen en gegevens noteren. Als er sprake is van onverklaard overlijden, dan kan besloten worden nader onderzoek in te stellen: de NODOK-procedure. Deze wordt alleen ingezet na toestemming van de ouders en wordt uitgevoerd in één van de deelnemende universitaire medische centra. De ouders kunnen ook toestemming geven voor slechts een deel van het onderzoek. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de doodsoorzaak.
Meer informatie:
NVK.nl
Is er echter sprake van perinatale sterfte, dan is er landelijk afgesproken dat in principe na de melding geen NODOK-procedure wordt opgestart. De Perinatale Audit wordt dan als adequate regeling gezien.
De naam van de dienstdoende forensisch arts van de GGD met wie overleg is gevoerd, moet worden genoteerd. Deze arts is 24 uur per dag telefonisch bereikbaar. De wijze van bereikbaarheid wisselt per regio en is op de website van de regionale GGD vindbaar. Deze telefoonnummers kunnen het beste toegevoegd worden aan het ziekenhuisprotocol en indien mogelijk aan het (digitale) B-formulier.
Waar aangifte doen?
Aangifte van geboorte moet altijd worden gedaan in de gemeente waar de baby geboren is en niet in de gemeente waar de ouders wonen. Alleen als een baby levend is geboren, is vervoerd naar een andere gemeente en daar is overleden, volgt er aangifte van overlijden in de gemeente van overlijden. Aangifte kan worden gedaan door de moeder, de vader of door de uitvaartbegeleider. Ook elke andere aanwezige bij de geboorte heeft het recht de aangifte te verzorgen. Aangifte doen kost niets. Gemeenten rekenen wel kosten (leges) voor een afschrift of uittreksel van akte(s). Aangifte kan bij sommige gemeentes digitaal, bij andere moet dit op het gemeentehuis of kan het in het ziekenhuis.
Adviseer ouders, indien zij zelf aangifte willen doen, om bij de gemeente van te voren een afspraak te maken. In veel gemeenten is het loket voor de geboorteaangifte hetzelfde als dat voor overlijden. Confrontatie met verheugde ouders die geboorteaangifte doen of een ambtenaar die de situatie lastig vindt, wordt liever zo veel mogelijk vermeden.
Wanneer aangifte doen?
Aangifte van overlijden moet volgens de wet binnen 6 werkdagen na de dag van overlijden en voor de uitvaart. De gemeente heeft hiervoor het zogenaamde A-formulier nodig. De verklaring van overlijden, en het B-formulier, het doodsoorzakenformulier, dat de arts na overlijden heeft ingevuld, moet worden opgestuurd. Het B-formulier stuurt de gemeente (ongezien) door naar het Centraal Bureau voor de Statistiek. Bij de aangifte wordt een overlijdensakte opgemaakt en geeft de gemeente toestemming met het zogenaamde ‘verlof voor het begraven of cremeren’. Dat verlof heeft een begraafplaats of crematorium nodig om de baby te begraven of cremeren.
Akte van geboorte
Het opmaken van een akte van geboorte is niet afhankelijk van de zwangerschapsduur en wordt opgemaakt voor elke levend geboren baby. Al deze kinderen komen in de Basisregistratie Personen (BRP). Als de baby op het moment van aangifte al is overleden, worden er direct 2 aktes opgemaakt: een geboorteakte en een akte van overlijden. De baby komt hiermee in de BRP en in het overlijdensregister. Niet alle ambtenaren van de gemeente zijn op de hoogte van deze wetgeving.
Als de baby dood geboren is, onafhankelijk van de zwangerschapsduur, wordt er géén normale geboorteakte opgemaakt en komt de baby niet in de BRP. Er wordt wel een akte opgemaakt van een levenloos geboren baby die inhoudelijk overeenkomt met een geboorteakte. De ouders ontvangen een ‘akte van geboorte (levenloos)’. Dit is een officieel document en wordt behandeld als een geboorteakte is. Doodgeboren baby’s worden alleen in het overlijdensregister opgenomen en zijn dan nog niet zichtbaar in de BRP-registratie.
Aanpassing wet: elke baby in de BRP
Per 4 februari 2019 is de wet aangepast waardoor op verzoek van een ouder ook een doodgeboren baby (ongeacht de zwangerschapsduur) op de persoonslijst van de ouders in de BRP kan worden opgenomen. Dan is bij de gezinssamenstelling de naam van de levenloos geboren baby te zien, bijvoorbeeld als een ouder inlogt op mijnoverheid.nl. Voor meer informatie over registratie in de BRP zie www.stillelevens.nl/informatie/registreren-in-de-brp/
Meer informatie
Rijksoverheid.nl
Ouders kunnen, als het om een eerstgeborene gaat, de achternaam van hun doodgeboren baby kiezen. Dit kan ongeacht de zwangerschapsduur. Er kan gekozen worden voor de achternaam van de vader of van de moeder. De naamkeuze is in dit geval niet bindend voor volgende kinderen uit dezelfde relatie. Als ouders niet getrouwd zijn of geen geregistreerd partnerschap hebben, dan kan de baby alleen de naam van de vader krijgen als hij de ongeboren baby wettelijk erkend heeft.
Meer informatie
Rijksoverheid.nl
Voor de geboorte van de eerste baby, kunnen de ouders zelf kiezen of de baby de achternaam van de vader of van de moeder krijgt. De gekozen achternaam geldt ook voor alle volgende kinderen in dezelfde relatie. Deze naam kan voor de geboorte of tijdens de geboorteaangifte worden vastgelegd. Daarvoor moeten beide ouders samen naar de ambtenaar van de burgerlijke stand. Schriftelijk regelen of regelen door een van de ouders is niet mogelijk.
Indien de erkenning en naamgeving niet is vastgelegd op het moment van geboorte gelden in diverse situaties diverse afspraken voor automatisch vastleggen van de achternaam. Hebben de ouders in de zwangerschap niets laten vastleggen en zijn ze het niet eens met de afspraak tot automatische naamkeuze, dan is er geen andere keus dan samen de aangifte van de geboorte te regelen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit moet binnen 3 kalenderdagen na de geboorte van de baby (met enkele uitzonderingsregels voor dagen in het weekend).
Alle geboren kinderen mogen worden bijgeschreven in het trouwboekje. Wordt de baby doodgeboren onder de 24 weken zwangerschap en gaan ouders niet naar de burgerlijke stand, dan mogen zij zelf de naam van hun baby in hun trouwboekje bijschrijven. In alle andere gevallen kan de baby direct bij de aangifte worden bijgeschreven door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente waar de baby geboren is.
Vanuit de Wet arbeid en zorg is geregeld dat een werknemer verlof mag opnemen. Dit geldt voor bijvoorbeeld zwangerschaps- of zorgverlof. Ander verlof (zoals verlof voor een begrafenis) is geregeld in een CAO of arbeidsovereenkomst. Dit wordt bijzonder verlof genoemd.
Alle werknemers in loondienst hebben vanaf een zwangerschapsduur van 24 weken recht op betaald zwangerschaps- en bevallingsverlof. Dit verlof duurt in totaal minimaal 16 weken (alle dagen die een vrouw na de uitgerekende datum nog zwanger is zijn extra dagen en gaan niet af van het bevallingsverlof).
Regeling zwangerschapsverlof
Het zwangerschapsverlof gaat 4 tot 6 weken voor de uitgerekende datum in. Deze periode wordt door de vrouw in overleg met de werkgever en zorgverlener gekozen en heet flexibiliseringsperiode. Het zwangerschapsverlof eindigt op de dag van de geboorte. Het bevallingsverlof gaat in op de dag van de geboorte van de baby en duurt 10 weken waarvan de eerste 6 weken aaneengesloten dienen te worden opgenomen. Er is altijd recht op 16 weken verlof, ook als een vrouw te vroeg (maar wel na 24 weken) is bevallen. Buiten deze periode kan er aanspraak gemaakt worden op de ziektewet.
Zwangerschapsverlof voor en na 24 weken zwangerschapsduur
Het overlijden van de baby heeft geen invloed op het recht op zwangerschapsverlof. Bij een bevalling van een zwangerschapsduur vanaf 24 weken is er recht op zwangerschapsverlof als dit recht er ook was geweest als de baby niet zou zijn overleden. Vóór de 24e zwangerschapsweek bestaat er geen recht op zwangerschapsverlof. Het verlof wordt dan aangemerkt als ziekteverlof met de bijbehorende mogelijkheden tot uitkering.
Vanaf 1 april 2018 is het zwangerschapsverlof bij meerlingen uitgebreid naar 20 weken verlof (8-10 weken zwangerschapsverlof en 10 weken bevallingsverlof).
Meer informatie
UWV.nl: website met informatie over zwangerschap- en bevallingsverlof
In de periode waarin er recht is op zwangerschapsverlof (6 weken voor de uitgerekende datum tot 10 weken na de geboorte) vervalt het recht op ziekteverlof. Een zwangere vrouw kan zich dan niet ziek melden. Ook niet voor halve dagen. Het zwangerschapsverlof gaat dan in. In de periode buiten het zwangerschapsverlof kan een vrouw aanspraak maken op de ziektewet indien werk(hervatten) (nog) niet gaat. Vindt de bevalling plaats voor 24 weken zwangerschap, dan kan een vrouw geen aanspraak maken op het zwangerschapsverlof. Een uitkering verloopt dan via de ziektewet-regeling.
Indien een vrouw zwanger is en daarnaast ook zelfstandig ondernemer, meewerkende in het bedrijf van haar partner of freelance medewerker, dan is er in bepaalde situaties recht op een ZEZ-uitkering (ZEZ = Zwanger en Zelfstandig). Dit geldt ook als zij niet vrijwillig verzekerd is voor de ziektewet. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de inkomsten in het voorafgaande jaar maar nooit hoger dan het wettelijk bruto minimum loon.
Meer informatie:
UWV
Indien een vrouw particulier verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid, geef dan advies om de polisvoorwaarden te bekijken of laat haar contact opnemen met de verzekeringsmaatschappij.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen werknemers calamiteitenverlof of kort verzuim verlof opnemen. Dit verlof moet zo snel mogelijk worden gemeld bij de werkgever. Hierbij moet officieel aangegeven worden hoe lang het verlof waarschijnlijk gaat duren. Van de werkgever wordt begrip en flexibiliteit verwacht. Het verlof duurt volgens de wet ‘zolang als nodig is om het privéprobleem op te lossen’. Dit verlof is niet gemaximeerd. De lengte van het verlof wordt door de werknemer bepaald en moet redelijk zijn voor de onderliggende omstandigheden. De werkgever mag een redelijk verzoek niet weigeren en het loon wordt doorbetaald.
In de CAO of in de regeling van ondernemersraad of personeelsvertegenwoordiging kunnen andere afspraken zijn gemaakt. Indien dit het geval is gelden deze regels.
Meer informatie:
Rijksoverheid
Voor partners in loondienstverband zijn er geen wettelijke regelingen voor het opnemen van bijzonder verlof na het overlijden van een eigen baby. Enkele regelingen die gelden bij de geboorte van een levend kind, gelden ook in de situatie waarbij de baby is overleden.
Adviseer de ouders om hulp van de werkgever of bedrijfsarts te vragen bij het aanvragen van verlofregelingen en niet alles zelf uit te zoeken.
Ook partners kunnen gebruik maken van het calamiteitenverlof.
Partners hebben recht op 2 dagen betaald kraamverlof, ook wel vaderschapsverlof genoemd. Daarnaast kunnen er 3 dagen onbetaald ouderschapsverlof worden opgenomen. Dit is een verlof dat door de werkgever niet mag worden geweigerd. Er is wel een aantal voorwaarden aan dit verlof verbonden.
Meer informatie:
Rijksoverheid
Momenteel is de ‘Wet uitbreiding kraamverlof’ in voorbereiding. Deze wet gaat waarschijnlijk per 1 januari 2019 in.
Indien de vrouw een WAO-, Wajong, IVA-, loonaanvullings- (LAU) of vervolguitkering (VVU) ontvangt, dan loopt deze gewoon door. Er is geen recht op een aparte zwangerschaps- en bevallingsuitkering. Is er een uitkering via de WW-, Ziektewet- of loongerelateerde WGA-uitkering van het UWV, dan heeft de vrouw recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof.
Meer informatie:
UWV.nl