Verdoofd keek ik naar buiten. Af en toe gleed mijn blik naar het kleine, pasgeboren kindje in mijn schoot. Ik aaide haar zachte haartjes. God, wat is ze prachtig gemaakt. Ik hield haar stevig vast terwijl de auto soms afremde, dan weer vooruit schoot en af en toe heen en weer schudde. Ik klemde het babynestje waar ze in lag stevig tegen me aan en ondersteunde haar kleine hoofdje. Zouden ze het zien? Die andere automobilisten, zouden ze het zien? Dat ik de wanhoop nabij ben. Dat dit geen gewoon baby’tje is? Dat ons leven kapot is?

We reden in stilte. Mijn lief pakte voorzichtig mijn hand vast, zo klunzig als dat gaat op dat moment. Ik keek naar hem, en voelde me schuldig. Zo had dit niet moeten gaan. De eerste keer in de auto met onze baby, zo had dit niet moeten gaan. We hadden moeten fluisteren en giechelen van de zenuwen en adrenaline. We hadden ons nerveus moeten afvragen hoe ze twee onvolwassen mensen als wij zo’n perfect baby’tje konden meegeven om het op te voeden en in leven te houden. We hadden ongemakkelijk moeten sjouwen met die onhandige maxi cosi. 

Ik voel me schuldig. Zijn baby, onze baby, leeft niet meer. Tijdens de bevalling is er van alles mis gegaan, en nu rijden we naar huis met onze baby. Niet een maxi cosi waar ze in ligt, maar een babynestje. Niet om haar te voeden of te verschonen. Niet om wanhopig naar elkaar te kijken wanneer ze zou huilen. Maar om haar op te baren en haar uitvaart te regelen. Om de stilte te ontvangen. Om voorgoed afscheid te nemen. 

De auto staat stil, we kijken vanaf de parkeerplaats naar ons huis. Ons huis dat we kochten toen we wisten dat zij, onze baby, in mij groeide. Het huis waar we met liefde en toewijding een prachtige kamer voor haar inrichtten. Waar ik haar voelde schoppen en draaien. Waar ons hele gezin reikhalzend uitkeek naar de dag dat zij zou worden geboren. Waar de kinderwagen en box leeg op haar staan te wachten. 

De deur gaat open, mijn moeder staat in de deuropening. Ik breek. Ik huil liters tranen. Zo had het niet moeten gaan. Zo had ze niet thuis moeten komen. Ze hoort te leven. Maar dat doet ze niet. Onze Julia is dood en met haar stierf een stuk van mijn hart en een deel van onze dromen. 

Haar thuiskomst, zo anders dan verwacht.