Soms voelt het alsof niemand het echt ziet. Alsof ik verdwaald ben geraakt in een landschap dat anderen niet kennen. Waar alles doffer klinkt. Waar blijdschap vreemd en ver weg voelt. Waar verdriet overal zit, maar nergens écht welkom is.
De rouw rondom Benja was al eenzaam. Maar wat erop volgde – een depressie die zich langzaam, aan mij vastklemde – maakte die eenzaamheid nog scherper. Soms lijkt het alsof ik van buiten weer meedraai: als ik op werk ben, als ik lach soms, als ik een keer wel iets vertel. Van binnen voel ik me echter vaak heel leeg. Of te vol. Maar vooral: ik voel me alleen.
Re-integreren op werk bleek zwaarder dan ik ooit had gedacht. Mijn hoofd werkte niet zoals ik gewend was. Mijn hart zat in de weg. Er veranderde heel veel om me heen en mijn werkgever wist ogenschijnlijk niet wat met en voor mij te doen. Ik miste Benja. Ik miste mezelf en raakte mezelf steeds verder kwijt. Dat is moeilijk uit te leggen en tegelijk is het moeilijk dat zo weinig mensen dat snappen, of willen snappen. Ik voelde me falen. Als vader, als werknemer, als mens.
En toen… was daar zaterdagavond. Dat klinkt intens, maar het was significant.
We stonden in het publiek bij Di-rect. Ik had er al dagen enorm tegenop gezien, omdat ik bang was heel snel vol te zitten met prikkels. Echter, de muziek stroomde over mij heen en ineens, zonder dat ik me er op had voorbereid, voelde ik iets dat ik bijna vergeten was: een beetje ruimte in mijn borst. Een beetje zachtheid. Een traan en een glimlach tegelijk.
Mijn coach noemde depressie pas: een ophoping van niet gehuilde tranen. Misschien was het dat wat loskwam. Iets wat vast zat, wat niet kon ademen, vond heel even een opening. En in dat moment voelde ik me niet ineens weer helemaal de oude, maar wél levend. En even iets minder alleen.
De avond maakte me niet beter. Ik ben nog steeds in herstel. Nog steeds aan het zoeken naar hoe ik opnieuw mijn plek vind, als vader van een overleden zoon én een stralende dochter, als echtgenoot, als mens met een gebroken hart, als iemand die leeft met een depressie.
Maar er is hoop.
Die hoop zit hem niet in grote beloftes. Die zit hem in de flarden. In dat moment waarop muziek me opende. In het feit dat ik daar stond en bleef staan, naast en met Elles. In dat ik even niet vergat dat ik besta, ertoe doe, en dat ik niet de enige ben.
De rouw is niet minder geworden. De depressie is niet voorbij. Maar ik weet nu: het kan even lichter voelen. En dat helpt om door te gaan.
Voor Benja. Voor Evi. Voor Elles. En ook voor mij.
