Jeanette Rietberg.
In de rubriek ‘passie voor het vak’ vragen we zorgprofessionals wat hen drijft om zich in te zetten voor de kinderpalliatieve zorg. Deze keer is het woord aan Jeannette Rietberg. Mede-oprichter en Bestuursvoorzitter van Stille Levens, Kenniscentrum voor Babysterfte en lid van de Expertraad Kind & Gezin bij het Kenniscentrum Kinderpalliatieve Zorg.
Welke casus uit het verleden motiveert jou tot op de dag van vandaag om je in te zetten voor dit thema?
‘De aanleiding is mijn eigen zoon Carel *. Hij overleed in 2000 kort na zijn geboorte, na een gezonde zwangerschap en een goede bevalling, aan de gevolgen van een te laat ontdekte Groep B Streptokokkeninfectie. Opeens was ik ervaringsdeskundige. Toen ik een jaar later weer in verwachting was, vond ik dat ingewikkeld. Ik was nog in rouw en tegelijkertijd bezig met het nieuwe leven in mijn buik. Ik voelde me verplicht daar blij om te zijn. Van mezelf mocht ik niet bang zijn dat ik nog een baby zou verliezen, terwijl ik dat wel was. Ik wilde het loskoppelen van elkaar, maar kon dat niet. Ik zocht naar herkenning en literatuur, maar in Nederland was daar niks over te vinden. Na de geboorte van mijn andere drie kinderen besloot ik daarom zelf onderzoek te doen en over mijn bevindingen en eigen ervaringen een boek te schrijven. Dat leidde tot ‘Altijd een kind te kort. Handboek bij zwangerschap na babysterfte.’ Daarin beschrijf ik de verschillende fases van de zwangerschap nadat een eerder kind is overleden. Het is nog steeds een geliefd boek bij de doelgroep. Met name moeders vinden het prettig om herkenning te vinden. Dat vind ik fijn, maar het is ook schrijnend dat het nog steeds voor zoveel mensen nodig is. Al neemt de babysterfte in Nederland gelukkig steeds verder af.’



