“Hoe voelt het verdriet nu voor je?”, vraagt mijn moeder. We zitten op de bank. Mijn tweede dochter wordt binnenkort één en onlangs vierden we de tweede jaardag van haar stilgeboren zus. De afstandsbediening leg ik neer, ik neem de tijd om na te denken. “Ik had het niet verwacht, en het voelt gek om dit te zeggen, maar de rouw neemt veel minder ruimte in”, reageer ik.
Het verdriet, het contact, vind ik nu in momenten: wanneer mijn man en ik ‘s avonds hand in hand haar kaarsje uitblazen, wanneer ik haar boom aanraak en “Goedemorgen, lieverd” mompel, wanneer ik aan de ring frummel waar wat van haar as in zit. Dan is er een vonk verdriet en op sommige dagen flakkert er een vlammetje van onrust. Maar de allesverzengende bosbrand heeft lang niet meer rond geraasd.
“En hoe is dat voor jou, mam?” Mijn moeder kijkt de kamer rond. “Als ik hier ben denk ik geregeld aan die heftige tijd. Maar ik zie ook hoe goed het weer met jullie gaat, dat verzacht.” In de stilte die volgt, keren we allebei naar binnen. Daar speelt de film aan herinneringen van twee jaar geleden zich af.
Met een zucht stap ik uit de tijdreis. “Weet je, dat klopt. Het gaat zoveel beter dan ik had kunnen bedenken.” Ik weet nog hoe het kon steken; zinspelingen op dat het goed zou komen met de geboorte van ons tweede kindje. Toch markeerde haar komst een overgang. Mijn dochter huilde voor het eerst, en ik huilde mee. Overweldigd door de berg dankbaarheid, ongeloof en liefde. En het ging daarna écht beter, heel snel al.
Het gemis van ons eerste meisje zal altijd onderdeel van mij zijn. Dat plooit zich naar ons leven. Verder weg als het leven voort hobbelt, dichterbij als ik schrijf, luister, de stilte opzoek. Een leven vol vonkjes van liefde.
