Tijdens mijn zwangerschap van Saar voelde bijna alles als vanzelfsprekend. Ik had een positieve zwangerschapstest in handen en zou over een ruime acht maanden een minimensje in mijn armen hebben. Zo simpel als dat 1+1 2 is. Natuurlijk waren de eerste weken spannend, begrijp mij niet verkeerd. Maar toen we bij zeven weken een hartje zagen kloppen op de echo, wisten we het zeker: wij krijgen een kindje. Het feit dat het ineens zo mis kon gaan, terwijl alles zo goed ging, heeft mijn onbezonnenheid weggenomen. Een half jaar na de geboorte van Saar was ik opnieuw zwanger. Een positieve test, ik had verwacht door het dolle heen te zijn. De vreugde maakte snel plaats voor angst: wat als het weer mis zou gaan? Bij Saar was het ten slotte ook pure pech geweest. Weer mochten we bij zeven weken voor een echo naar het ziekenhuis en gelukkig zagen we weer een mooi hartje kloppen. Wat een opluchting. Ik werd ditmaal onder controle van het ziekenhuis gezet, waar ik vaker op controle kon komen.

Vanaf 14 weken zwangerschap had ik om de week een controle. Daar zat ik tussen andere zwangere vrouwen. Sommigen druk in gesprek met hun partner: over hoe ze het kamertje in gingen richten, zou het een jongen of een meisje zijn en op wie zou de baby lijken? Ik kon alleen maar denken: ‘laat mijn baby nog in leven zijn…’ Ik was zo jaloers op de vrouwen die er op het oog zorgeloos bij zaten.

De spanningen eisten mentaal zijn tol, bij alles wat ik voelde raakte ik onzeker en in paniek. Tijdens mijn gehele zwangerschap ben ik denk ik nog wel 10 keer extra naar het ziekenhuis gegaan voor, wat bleek, gelukkig niets. Uiteindelijk besloot mijn gynaecoloog dat ik wekelijks op controle mocht komen. Op sommige momenten was dit nog niet genoeg en kon ik gelukkig altijd langskomen als ik dat nodig vond. De artsen snapte mijn angsten heel goed en lieten mij dus ook overal gewoon even voor langskomen. Na elke controle en elke echo liep ik zelfverzekerd het ziekenhuis uit, maar binnen een uur had ik al weer de angst dat het mis zou gaan.

Naarmate de weken vorderden en de kans op een levend kindje steeds groter werd, begon ik ook meer te genieten. Toch ben ik wel geleid door angsten tijdens mijn zwangerschap. Ik durfde bijvoorbeeld niet meer ver van huis te gaan. Mijn familie woont op ruim 1,5 uur rijden en na 16 weken ben ik die kant niet meer op gegaan. Ik was zo bang dat het dan daar mis zou gaan en ik had daar niet mijn ‘eigen’ ziekenhuis in de buurt. Met 21 weken en een dag ben ik met Robin en een vriendin uit eten gegaan om te vieren dat we dat gehaald hadden. Met 24 weken heb ik mijn schoonouders getrakteerd op taart: ons kindje was levensvatbaar. Met 34 weken heb ik nogmaals op taart getrakteerd: ons kindje zou nu geboren kunnen worden zonder hier blijvende gezondheidsproblemen aan over te houden.

Gijs bleek een grote baby te zijn en dit maakte dat ik met 38 weken ingeleid kon worden. Dit was voor mij een verademing: ik had een datum wanneer ik naar het ziekenhuis zou gaan en niet zonder baby thuis zou komen. 25 februari stonden wij ’s ochtends vroeg bij het ziekenhuis en uiteindelijk kwam hij 26 februari even voor middernacht bijna als vanzelfsprekend met luid gehuil ter wereld.

Tamara

Over Tamara

Tamara (1995) is samen met haar man Robin ouders van Saar* (23-12-2020) en Gijs (26-02-2022). Woont al ruim acht jaar in Tilburg maar blijft altijd die ene van boven de rivieren. In de nieuwe versie van zichzelf zijn verdriet en vreugde onlosmakelijk met elkaar verbonden.