Zij hebben bestaan en ik ben hun moeder. Officieel. Voor de wet.
“Mag ik iets zeggen?”
Ze keek op van de foto’s die ik haar met bonkend hart had toevertrouwd. Niet alleen de foto’s van Jasmijn, maar ook die van Tijgertje. De foto’s die ik nooit met anderen deel omdat ze te intiem zijn. En omdat ik altijd bang ben voor de reacties. Tijgertje was zo anders dan haar grote zus Jasmijn en haar kleine broertje Quinten. Ze was zo klein. Niet zachtroze, maar dieprood. Volmaakt maar nog niet volledig af. Kwetsbaar. Zo van mij. Zo’n mooi kindje. Zo’n prachtig gezichtje. Als ik nu af en toe naar haar foto’s kijk ben ik iedere keer weer ontroerd door haar schoonheid.
Dat was anders toen ze net geboren was… Haar aanraken durfde ik nauwelijks, bang om haar tere huidje te beschadigen. Naar haar kijken deed me zo afgrijselijk veel pijn. Weer een kindje dood. Het was bijna ondragelijk wreed. Bovendien, de bevalling was heel zwaar geweest.